Twee stijliconen en een gedeelde eigenschap.
Soms is het tijd voor overdaad. En dit is kennelijk zo'n moment, want ik bega de grote stommiteit twee personen over wie stijlboeken te schrijven - en geschreven - zijn, in een enkele column samen te brengen. Ik las zojuist dat (J.) Bernlef dat, toen hij 'Ik Jan Cremer' kritiseerde, 'verspilling van materiaal op gruwelijke wijze' noemt. Maar soit, het is niet anders. Bovendien is het niet alleen maar ellende, want we kunnen iets leren als we het grote Italiaanse vergelijken met het grote Britse stijlicoon. Ik excuseer me bij voorbaat dat ik te veel leuke anekdotes achterwege laat, vanwege de ruimte die ik heb.
Gianni Agnelli was de baas van Fiat en de Godfather van stijl. Iedereen die zo nu en dan een schrijfseltje van yours truly leest, kan (inmiddels) een mooi pak kopen, een goed hemd aanschaffen en zijn das zelf strikken. Een frivool detail hier en daar en we zien er keurig verzorgd uit. Maar de vorm komt bijna geheel volgens de regels tot stand. Dat kan anders, zonder in te boeten aan stijl. Gianni Agnelli was de man die die kunst beheerste als geen ander.
Zo droeg hij zijn dassen dikwijls met het dunne eind langer dan het bredere stuk dat voor gedragen wordt. Dat is iets wat Hans Spekman (als die ooit een das draagt), nietsvermoedend zou doen. Agnelli deed het met opzet. 'Natuurlijk' werd die das om een button-down gestrikt, waarvan hij de boordenknoopjes overduidelijk niet dichtmaakte en een horloge droeg over, niet onder, het manchet. En wie dacht dat pakken om een lage schoen, een loafer of brogue vragen, heeft het ook mis. Agnelli droeg laarzen. Wezenlijk onderscheidde hij zich door echte stijl buiten de conventies op te zoeken, en daarin slaagde. Dat maakt dat zijn stijl eigenlijk niet te imiteren is, waardoor namaak en imitatie door de mand vallen.
De Duke of Windsor, mogelijk een grotere deugniet dan prins B, had met zijn typisch Britse stijl in vorm weinig gemeen met Agnelli. Ze deelden allebei een liefde voor het allerbeste, dat wel. En dat moet u niet zien als onbereikbaar ideaal. De beste kleding kopen betekent dikwijls kostbare kleding kopen. Maar slechts één keer. Als u hetzelfde figuur houdt, zoals de hertog die geroemd kan worden dat hij in vijftig jaar slechts een broekmaatje groter werd, kunt u - mits tijdloos gekozen - een leven lang met een enkele smoking.
Het leert dat een kledingkast niet overvol hoeft te zijn om er altijd stijlvol uit te zien. Het geheim van de kortstondige koning is dan ook variatie op bonte thema's. Hij droeg graag grootgeruite pakken met contrasterende pochets en dassen. Maar ook ingetogen donkerblauw pakken, die hij tot ergernis van zijn vader, combineerde met bruine schoenen. Hoewel de wijsheid destijds dicteerde dat alle pakken met zwarte schoenen gedragen worden, gaan ze ook prima met suède dat voorheen bestemd was voor jacht en buitenleven, aldus His Windsorness.
Er was hem weinig gelegen aan conventies. Kleding moest ook niet als dwangbuis gegoten zijn, maar als 'soft dress' de bewegingen en gewoontes van het lichaam accomoderen. Je moet er even goed in kunnen flaneren, als een sigarettendoosje in kunnen opbergen. En jasjes hoeven ook niet dichtgemaakt bij de bovenste van de twee knopen; het is mooier om lengte te creëren door alleen de onderste te sluiten.
Wat de godfather en de hertog gemeen hebben, is dat ze allebei de stijlregels tot in de kleinste finesses beheersten, en er toen mee zijn gaan spelen. Dat is de wijsheid die ons ervan zou moeten weerhouden de regels nooit te leren en te denken dat Agnelli en Windsor een 'anything goes-benadering' onderschrijven. Wat dat betreft is Mark Twain, als altijd eigenlijk, behulpzaam: 'Get your facts first, then you can distort them as you please'.