Soms vraag ik me af of in de ethiek de tijd van de grote vragen voorbij is en plaats heeft gemaakt voor politiek correcte wetenschap. Een mooi maar pijnlijk voorbeeld van deze ontwikkeling is het binnenkort te verschijnen boek Genderkinderen geboren in het verkeerde lichaam. VK-journaliste Ellen de Visser volgde voor dit werk jongeren die geboren zijn met het verkeerde geslacht. Een aanzet tot wat zij bespreekt in haar boek gaf zij dit weekend in het wetenschapskatern van haar werkgever.
De Visser legt uit dat het VU Medisch Centrum al jaren aan een methode werkt waar kinderen van twaalf jaar oud pubertijdsremmers toegediend krijgen, die de ontwikkeling van seksuele kenmerken bij jonge mensen afremmen. Doel is om een uiteindelijke sekseveranderende operatie met meer succes te volbrengen anders gezegd, het eindresultaat wordt mooier. Gevolg is dan wel dat deze kinderen op twaalfjarige leeftijd de belangrijkste keuze uit hun leven moeten doen en daarbij moeten actief kiezen voor een sekseloze pubertijd. De vormende fase uit het leven van ieder mens staat dus zes jaar lang in het teken van die ene beslissing, want de operatie kan pas uitgevoerd worden als de volwassen leeftijd is bereikt.
Nu heb ik geenszins de pretentie hier kindpsychologische oordelen te vellen over de ontwikkeling van genderdysfore kinderen, maar mag ik heel even: Een kind van twaalf dat een levensbepalend oordeel velt over zijn eigen seksualiteit? Echt? Goed, niets wetenschappelijks mag ons nog vreemd zijn tegenwoordig, maar laten we hier toch even een heel klein vraagteken bij plaatsen.
Het vreemde aan het stuk van De Visser is echter dat dit vraagteken helemaal nergens te bekennen is. Vanaf de eerste letter stuurt zij aan op maar een mogelijk eindoordeel bij haar lezer: dit is allemaal heel normaal en vooral ook goed voor de kinderen in kwestie.
De pubers die de lange weg afleggen om van geslacht te veranderen, blijken na de operatie tevreden over het leven [ ] De 27 geopereerde jongeren functioneren op vergelijkbare wijze als hun leeftijdsgenoten.
Van kritiek geen sprake. Sterker nog, met haar toon impliceert De Visser dat kritiek uit den boze is. De wetenschap heeft voor haar onomstotelijk aangetoond dat de grote vraag hoeveel verantwoordelijkheid kinderen aankunnen beantwoord is in positief uitgevallen onderzoeken en goede wetenschappelijke resultaten. Het benieuwt mij of De Visser een gelijk oordeel zou vellen over twaalfjarigen die zwanger willen worden, willen trouwen, uitgehuwelijkt worden, een borstvergroting of neuscorrectie ondergaan of die willen stoppen met school om te gaan werken. Of horen kinderen dan toch nog in de zandbak thuis?