Deze week vergaderen 194 landen in Zuid-Korea over de toekomst van het IPCC. Het klimaatpanel van de Verenigde Naties ligt onder vuur. Oud-directeur van het KNMI Gerbrand Komen vertelt over zijn ervaring met het IPCC. Ik heb wel eens ruzie met voorzitter Pachauri gehad.
Oud-onderzoeksdirecteur van het KNMI Gerbrand Komen moet lachen als hij terugdenkt aan een januariochtend in 2007. Hij werd door een hoge ambtenaar van het ministerie van Vrom uit zijn bed gebeld. Of ik de zeespiegelstijging een beetje wilde aandikken, zegt Komen lachend. No way, zei ik. Ik ben een wetenschapper, geen beleidsmaker.
Het voorbeeld toont de soms gespannen relatie tussen de wetenschap en de politiek. Een beetje manipulatie om iets voor elkaar te krijgen mag belangrijk zijn binnen de politiek, als wetenschapper is Komen daar niet zo van gediend. Disgusting, noemt de oud-directeur van het KNMI het.
Komen deelt de kritiek. Het is goed dat die aanbevelingen er liggen. Ik hoop dat ze niet ergens onderin een la verdwijnen.
De oud-directeur heeft vaak genoeg meegemaakt dat kritiek op het IPCC in de doofpot werd gestopt.
Ik herinner me een bijeenkomst in Valencia, een aantal jaar geleden. Pachauri weigerde toen te praten over de toekomst van het klimaatpanel, terwijl dat wel op de agenda stond. Een half uur voor de afsluiting, toen iedereen uitgeput was en het punt eindelijk ter sprake kwam, moest Pachauri plotseling weg omdat Ban Ki-Moon (secretaris generaal van de VN, red.) arriveerde, geheel volgens plan overigens, en hij hem wilde verwelkomen.
De oud-directeur van het KNMI heeft regelmatig aanvaringen gehad met de voorzitter van het VN-klimaatpanel. De Nederlandse delegatie heeft lang geknokt voor een meer evenwichtige weergave van onzekerheden in de samenvatting die ambtenaren gebruiken bij het uitzetten van beleid.
Ik geef een voorbeeld: wetenschappers gebruiken klimaatmodellen om de opwarming van de aarde te voorspellen. Zeg dat ze vijf modellen gebruiken. Uit vier blijkt dat de opwarming veroorzaakt wordt door menselijk handelen. In het vijfde wordt geen verband gevonden. Dan zegt het IPCC: er is 80 procent kans dat de aarde opwarmt door menselijk handelen. Dit is een voorbeeld ter illustratie, want in werkelijkheid wordt de kans groter geacht.
Waar het om gaat is dat zon kans niet absoluut is, maar afhangt van de keuze en kwaliteit van de modellen. Dit staat allemaal goed omschreven in het hoofdrapport, inclusief het gegeven dat er een kleine kans is dat er geen verband bestaat. Maar Pachauri weigerde, net als Duitsland, een expliciete verwijzing naar onzekerheden in de samenvatting op te nemen.
Ook heb ik verschillende keren gemeld dat de rol van de review editors (wetenschappers die toezien op de controle door andere wetenschappers) versterkt moet worden. Pachauri heeft daar nooit op gereageerd.
Het IAC-rapport dat de werkwijze van het IPCC langs de meetlat heeft gelegd, is kritisch over Pachauri. Hij zou te veel stelling hebben genomen in het maatschappelijke debat over klimaatverandering. Zo riep hij op om minder vlees te eten.
Pachauri denkt ondanks de kritiek voorlopig niet aan opstappen, meldde hij al, maar zijn functioneren zal ongetwijfeld tijdens de vergadering besproken worden. Komen: Het is goed als er iemand anders komt. Pachauri is vanaf 2002 voorzitter en hij verliest draagvlak, zegt Komen. Ondanks de aanvaringen die ik met hem had, heb ik wel bewondering voor hem. Het is geen kattenpis voorzitter te zijn van bijna 200 landen. Hij weet snel consensus te bereiken. Dat is knap.