Over de (half) mislukte helicopterevacuatie uit Libië heb ik me nog niet kunnen opwinden. Het incident ligt alweer achter ons, de helicopterbemanning is weer vrij en de te evacueren persoon, over wiens identiteit nog steeds geheimzinnig wordt gedaan, bleef ongedeerd en mocht van Kadhafi meteen al uitreizen (het vreemdste van alles). Daarover zijn natuurlijk van allerlei vragen te stellen, en de media en de Tweede Kamer doen dat ook braaf en tot in detail, maar er zijn geen doden gevallen en het hoofdstuk Libië is met het afkondigen van het vliegverbod inmiddels in een nieuw en veel belangrijker stadium beland. No big deal, zou ik zeggen.
Maar zo werkt het in de Haagse politiek niet. In
de Volkskrant las ik dat de oppositie de messen heeft geslepen voor het afsluitende debat van morgen en dat Job Cohen (PvdA) zelfs een motie van wantrouwen tegen minister van Defensie Hans Hillen (CDA) voorbereidt. In diezelfde krant las ik zaterdag al dat Jan Hoedeman - de man van de 'martelprimeur' in Irak - het avontuur van de evacuatie als 'een debacle' kwalificeerde, en Harry van Bommel (SP) twijfelt na alle blunders van Hillen aan het beoordelingsvermogen van de minister. Ook Alexander Pechtold (D66) staat helemaal op scherp. Kortom, de Kamer gaat deze kwestie tot op de bodem uitzoeken, zoals de Kamer altijd heel erg goed is om achteraf de onderste steen boven te halen waarbij de (belangrijkere) bovenste stenen uit het zicht verdwijnen. Het zou ook een mooie uitkomst zijn: een minister van Defensie moet aftreden vanwege een mineure kwestie die met een sisser is afgelopen, terwijl het echte werk (het afdwingen van het vliegverbod boven Libië) nog moet beginnen. Over een 'helicopterview' gesproken.
Het zou niet de eerste keer zijn dat een minister van Defensie over een bananenschil uitglijdt. In de jaren tachtig moest Wim van Eekelen (VVD) aftreden vanwege een paspoortkwestie waaraan hij weinig kon doen, maar waarvoor hij formeel wel verantwoordelijk was. Ook René van der Linden (CDA), tegenwoordig voorzitter van de Eerste Kamer, moest toen aftreden. Maar hoe anders gaat het wanneer het werkelijk om fiasco's gaat. Die zijn te groot voor het Binnenhof. In 1995 wilde Joris Voorhoeve (VVD, nu D66) na de val van Srebrenica als minister van Defensie aftreden, maar werd daarvan weerhouden omdat het debacle van Dutchbat vooral een debacle van de VN zou zijn (wat formeel misschien juist was). Maar de Nederlandse politiek had natuurlijk in internationaal verband wel zijn neus gestoten door voorop te willen lopen in een kwestie waaraan de grote bondgenoten hun vingers niet wilden branden. Daarover zijn dikke onderzoeksrapporten geschreven, waarna Wim Kok (PvdA) in 2002 zeven jaar na dato aftrad. Een groter fiasco in de Nederlandse buitenlandse politiek was niet denkbaar (of het zou het diplomatieke echec in de aanloop naar de Europese top in Maastricht moeten zijn geweest, 'zwarte maandag' op 30 september 1991).
Dan is het toch aardig om nog even te herinneren aan het feit dat vorig jaar bij het overlijden van Hans van Mierlo (D66), minister van Buitenlandse Zaken tijdens de val van Srebrenica, zes van de negen ministers van Staat op de een of andere manier betrokken en verantwoordelijk waren voor de 'mission impossible' naar Bosnië. Naast Van Mierlo waren dat Ruud Lubbers (CDA-premier op het moment van de besluitvorming), Wim Kok (PvdA-premier tijdens de val van de moslimenclave), Peter Kooijmans (CDA-minister van Buitenlandse Zaken in 1993 en 1994 in het laatste kabinet-Lubbers), Hans van den Broek (CDA-minister van Buitenlandse Zaken tot eind 1992, formeel dus niet verantwoordelijk, maar in 1991 lid van de Europese 'troika' die samen met zijn collega's uit Italië en Luxemburg de krijgsheren op de Balkan wel eens even tot de orde zou roepen en ook als commissaris in de Europese Commissie groot voorstander van een actieve Nederlandse rol in voormalig Joegoslavië), en Jos van Kemenade (die als PvdA-minister van Staat onderzoek deed naar de verdwenen fotorolletjes tijdens de val van Srebrenica en concludeerde dat er 'niks onder de pet was gehouden').
Nu zijn ministers van Staat maar minister van Staat, een erebaantje, maar ik durf nu al te voorspellen dat Hans Hillen dit nooit gaat worden. Je hebt in Nederlandse defensiezaken debacles en DEBACLES, en voor ministers zijn de kleinere fiasco's veel gevaarlijker dan de grotere die in hoofdletters worden geschreven. En zo hoort het ook, in een land waarin de meest gerespecteerde bewindslieden zich in grote kwesties achter de grote jongens kunnen verschuilen, en de mindere goden er in kleine kwesties, waarvoor de verantwoordelijkheid achteraf altijd zwaarder weegt en tot in detail kan worden vastgesteld, helemaal alleen voorstaan. De Haagse politiek kent alleen friendly fire, maar die pakt voor de big shots met de betere pers altijd beter uit dan voor het kleinere grut.