De Europese politieke elite weet het niet meer. Men zoekt naarstig naar een oplossing voor de eurocrisis, maar komt niet met een innovatieve oplossing. Daarom deze handreiking.*
Al
eerder reageerde ik in deze kolommen op het artikel van Meindert Fennema in De Volkskrant, die een terugkeer naar eigen munten door de zuidelijke landen van de Europese periferie 'gelul' noemde. Intussen hebben diverse columnisten korte metten gemaakt met dat artikel van Fennema. In deze column zal ik betogen dat de euro-adepten het niet meer weten en een achterhoede gevecht voeren.
Indeed, There Is No Alternative but an alternative for the euro.
Recent stelde econoom
Harrie Verbon in De Volkskrant dat de one-size-fits-all wisselkoers- en rentestructuur van de euro een oplossing van de europroblematiek in de weg staat. Volgens hem zouden we daarom bijvoorbeeld de eurozone beter in drie muntzones (Noord, Midden en Zuid) op kunnen knippen. En als we de euro toch willen behouden, verwijst Verbon naar
'The Matheo Solution (TMS)' van euro-researcher
André ten Dam, waarbij nationale valuta als rekeneenheden worden geïntroduceerd parallel aan (de rekeneenheid van) de euro. Politicoloog
Meindert Fennema reageerde -zoals gezegd- als door een wesp gestoken en betoogde vervolgens dat Verbon's stellingen
'gelul' zouden zijn. De vraag dringt zich op of de stellingen van Verbon nu inderdaad
'gelul' zijn of gewoon voortkomen uit
'gezond verstand'?
Wensdenken en realiteit
Bij de invoering van de euro in 1999 is ons door de toenmalige politieke leiders voorgehouden, dat we met de euro als wondermiddel in 2010 in de eurozone een min-of-meer volledige werkgelegenheid en in elk geval een aanzienlijk hogere welvaart zouden bewerkstelligen. De realiteit is echter, dat we juist sinds 2010 in een uitzichtloos horrorscenario zijn beland, waarvoor door vele economen vooraf gewaarschuwd is. Het invoeren van een muntunie (met één wisselkoers en één rente) blijkt destructief voor daaraan deelnemende landen, die onderling (wat betreft kracht, ontwikkelingssnelheid, karakter en cultuur) te verschillende economieën hebben. Als gevolg van deze verschillen is de euro véél te duur geworden voor de Zuidelijke eurolanden, met vernietiging van concurrentiekracht, economieën, werkgelegenheid en overheidsfinanciën, sociale onrust, (bittere) armoede en politieke instabiliteit als eindresultaat. Eerst gingen Griekenland, Portugal en Spanje voor de bijl, en -
anders dan Fennema beweert- nu ook Italië en Frankrijk. Dit alles, terwijl de euro tegelijkertijd juist te goedkoop is geworden voor de sterkste eurolanden. Maar volgens de politieke elite moest de euro echter worden gered, koste wat het kost.
Omdat wisselkoersaanpassingen binnen de eurozone onmogelijk zijn en het succesvol doorvoeren van hervormingen in Zuid-Europa ontoereikend zal zijn voor herstel van evenwicht tussen de zwakke en sterke landen, kan de kloof tussen Noord en Zuid op weg naar een voor alle eurolanden evenwichtige wisselkoers (level-playing-field) nog uitsluitend worden gedicht middels substantiële prijs- loonsverlagingen, deflatie in het Zuiden dus. Een dergelijk proces duurt in de regel minstens een decennium en deflatie heeft bovendien de vervelende bijwerking van zich steeds maar uitstellende bestedingen, hetgeen de economische en sociale ellende nog verder vergroot. En om aan de burgers in de zwakkere landen nog een enigszins acceptabel welvaartsniveau te bieden, is er een structurele transfer van belastinggeld van de sterkere naar de zwakkere landen noodzakelijk, hetgeen dan weer negatief uitwerkt op de staatsfinanciën, de belastingdruk en (dus) het welvaartsniveau in de sterkere landen. Als gevolg van één en ander zorgt de gemeenschapsmunt derhalve voor groeivertraging/krimpbevordering voor de muntzone, met bovendien het risico dat de zwakkere landen de initieel sterkere mee de afgrond in sleuren.
Nu ruim vier jaar later en vele honderden miljarden euro reddingsmaatregelen verder, is de realiteit dat zich in Zuid-Europa de grootste economische, sociale en humanitaire ramp heeft voltrokken van de na-oorlogse Europese geschiedenis, dat de sterkere landen (met name Duitsland en Nederland) tot over hun oren in slechte leningen en garantstellingen zitten aan Zuid-Europa. En dat de economische ontwikkeling van de eurozone ver achter blijft bij die van andere mondiale economische blokken.
Intussen staat de ECB voor een 'mission impossible'. Om ontluikend herstel in Zuid-Europa (how low can you go?) niet de kop in te drukken en ter voorkoming van deflatie bedient de ECB ons met een steeds lager renteniveau. Maar zonder evenwichtige wisselkoersen zal, zoals Verbon terecht stelt, de inmiddels extreem lage rente in Zuid-Europa niet tot nauwelijks het gewenste resultaat geven. Terwijl daar waar binnen de eurozone juist een hogere rente noodzakelijk is, er keer op keer schadelijke 'bubbles' ontstaan en spaarders deels worden onteigend. Terzijde, een goed verstaander begrijpt overigens dat uit de eerder deze maand aangekondigde ECB-maatregelen wederom is gebleken dat het euro-experiment volledig is vastgelopen en de paniek daarover (binnenskamers) nu volledig is uitgebroken.
Opdoeken eenheidseuro onontkoombaar
Voorbeelden uit de recente monetair-economische geschiedenis (Zuid-Korea, Mexico, Thailand en Brazilië) hebben ons geleerd dat crises vergelijkbaar met die in de Zuid-Europese probleemlanden succesvol en snel opgelost kunnen worden middels de beproefde aanpak van: 1) monetaire devaluatie van de nationale munt, 2) publieke en private hervormingen, 3) besparingen en 4) waar noodzakelijk, afboeking van staatsschulden tot een draagbaar niveau.
De parallellen van deze gevallen met die in Zuid-Europa zijn frappant. Zoals Spanje, Portugal en Griekenland (maar ook Frankrijk en Italië) aan de euro vastzitten, hadden al deze landen de wisselkoers van hun nationale munt vastgeklonken aan die van de US-dollar. En omdat deze landen de economische kracht en ontwikkeling van de VS en de US-dollar niet konden volgen (zoals de Zuid-Europese landen t.o.v. de kernlanden en de euro) werden de desbetreffende nationale munten internationaal te duur met ineenstorting van de nationale economieën en werkgelegenheid tot gevolg. Nadat bovengenoemd recept werd toegepast, waarbij de koppeling van de nationale munt aan de US-dollar werd losgelaten en de nationale munt internationaal tot een reëel level-playing-field niveau werd gedevalueerd, herstelden de economieën en werkgelegenheid zich in no time op eigen kracht. Bedrijven en banken schreven weer ras zwarte cijfers. Bestaande investeringen werden meer waard en nieuwe investeringen kwamen op gang. Door een toename van de winst- en inkomstenbelasting en een afname van sociale uitkeringen verbeterden de staatsfinanciën zich substantieel waardoor de terugbetaalcapaciteit op staatsleningen al snel sterk toenam, zelfs als die leningen gewaardeerd waren in US-dollar. Het welvaartsniveau steeg aanzienlijk. En door het vervolgens gevoerde beleid van gematigde loonontwikkeling was er geen sprake van een additionele bovenmatige inflatie, de initiële devaluatie ongedaan makend. Kortom, dit is het recept om de negatieve neergaande spiraal snel om te vormen tot een positieve opgaande spiraal.
De
onvermijdelijke conclusie is dan dat de eurocrisis wel degelijk effectief en snel opgelost kan worden, mits er maar afscheid wordt genomen van de one-size-fits-all structuur van de huidige euro.
Herbezinning over de euro
Bij diverse van de voormalige politieke voorstanders van (de invoering van) de euro is het besef ingedaald dat de nadelen van de eenheidseuro de voordelen daarvan ver hebben overstegen. Daarom pleiten euro-spijtoptanten (zoals Hans-Olaf Henkel, François Heisbourg, Frits Bolkestein en Oskar Lafontaine) al geruime tijd publiekelijk voor het opdoeken van de eenheidseuro. Dat doen ze overigens niet alleen omdat de eenheidseuro financieel, sociaal en economisch destructief is, maar ook omdat de eenheidsmunt zich als een splijtzwam ontwikkelt voor Europa en daarmee een reëel risico met zich meedraagt voor het voortbestaan van verstandige na-oorlogse Europese samenwerking zoals de interne markt. En reken maar dat deze herbezinning bij de Europese politieke elite (binnenskamers) eveneens is begonnen.
Wellicht komt zo een herbezinningsproces ook eens op gang bij Fennema? Omdat daarin niet alleen de monetair-economische aspecten van de eurocrisis worden behandeld maar ook de (geo)politieke, zou Fennema eens kunnen beginnen met deze publicaties van
François Heisbourg en
André ten Dam.
Achterhoedegevecht euro-wensdenkers
Het heeft er alle schijn van dat we inmiddels zijn aangeland bij het begin van het achterhoedegevecht van het door de harde realiteit ingehaalde eurofiel-ideologisch wensdenken en daarmee dus ook bij het begin van het einde van de eenheidseuro. De taal en toon en de onwaarheden waarmee Fennema nu om zich heen slaat duidt daar bijvoorbeeld op.
Zoals de Rotterdamse econoom
Arjo Klamer in zijn nieuwe boek
'De euro valt! En wat dan?' uiteenzet, zal de politieke elite tot op het laatst hardnekkig blijven ontkennen dat de eenheidseuro zal worden opgedoekt, zulks ter voorkoming van onrust op de financiële markten. Klamer verwijst daarbij naar de gang van zaken in Argentinië in de aanloop naar het loslaten van de koppeling van de peso aan de US-dollar. En het was ook exact met dat argument (voorkomen onrust financiële markten) dat
Alexander Pechtold vorige maand
Emile Roemer kapittelde toen de socialistische voorman bij Pauw & Witteman - terecht - uitsprak dat de (eenheids)euro om de hiervoor uiteengezette redenen onhoudbaar is.
Terzijde en tot slot, omdat enerzijds de ECB de onrust op de financiële markten - voor zolang dat duurt - heeft gekeerd en anderzijds de verkiezingen in Duitsland en in Europa inmiddels achter de rug zijn, zou het opdoeken van de eenheidseuro zich wel eens sneller kunnen aandienen dan menigeen denkt.
* Deze column verscheen in iets andere bewoordingen eerder op Follow The Money.
Klik hier voor een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter