Westerse landen slaan door in de neiging rekenschap af te leggen voor de rol die ze hebben gespeeld tijdens de transatlantische slavenhandel. Ook anderen mogen wel eens de hand in eigen boezem steken, vindt Frits Bosch. Ook in het onderwijs mag het allemaal wel wat minder: "Mijn kinderen wisten na hun atheneum niet wie Johan van Oldenbarnevelt en Joost van den Vondel waren," vertelt Frits.
In een op 22 november gepubliceerd NRC-artikel, “Terug naar de inhoud: de slavernij en wij” door Bart Funnekotter, komen een achttal auteurs aan bod die tot interessante conclusies komen over het Europese slavernijverleden. Bevestigd wordt dat er in Afrika al een eeuwenoud slavensysteem bestond waarop Europese zeevaarders en handelaren ‘slechts’ op ingehaakt hebben in ‘goede’ samenwerking met de Afrikanen. Dat betekent dus dat het allerminst het initiatief was van de Europeanen de slavernij te starten. Het bestond al heel lang. De conclusie van Angus Dalrymple-Smith is dat “de Europeanen geen almachtige poppenspelers waren die hun Afrikaanse partners konden bevelen wat ze moesten doen. Het waren juist deze lokale spelers die bepaalden waarin gehandeld werd.”
Dit werpt wel een geheel ander licht op dit issue! Afrikaanse slavenhandelaren waren niet alleen op dit vlak onze leermeesters maar ook onze leiders. Zij bepaalden hoe de ballen gingen rollen en hoeveel ballen aan het spel meededen. Hoezo dan excuses?! In “De nieuwe Zijderoute” van Peter Frankopan kan men lezen hoezeer de slavernij door de hele geschiedenis, zie de Bijbel en Koran, een dominante rol gespeeld heeft. Uiteindelijk was het de westerse wereld die midden negentiende eeuw (1863) op dit punt een streep getrokken heeft: tot hier en niet verder, wat ons betreft. Maar elders is het ‘gewoon’ doorgegaan, soms tot op de dag van vandaag.
We leven in een tijdperk van grote morele ontreddering en onze superieure cultuur staat onder grote druk. Onze cultuur is inderdaad superieur vanwege haar vermogen tot zelfreflectie en relativering. Dit komen we nergens anders tegen. Het is nauwelijks voorstelbaar dat deze onzichtbare vlag overeind gehouden kan worden zonder grote maatschappelijke inspanningen en assertiviteit. Daar lijkt het helaas schromelijk aan te ontbreken.
Vechten tegen de bierkaai? Daar lijkt het wel op als Karin Lurvink van de Vrije Universiteit meent dat ‘Witte onschuld’ een boek is ‘om op voort te borduren’. Lijkt me zeker niet. Het wordt allerwegen als een racistisch geschrift beschouwd waarin de blanke man meedogenloos wordt weggezet als racistisch. “Wat je zegt ben je zelf” zeiden wij vroeger. Als Lurvink dit zo’n mooi boek vindt, moeten we aldus dan begrijpen dat zij racist is? Wij zijn ons zeer bewust wat we allemaal gedaan en misdaan hebben. Daar lijkt het aan de andere kant wel eens aan te ontbreken. Zwarte onschuld?
Henk den Heijer zegt dat er twee keer zoveel aandacht voor slavernij is als voor de Holocaust op Nederlandse scholen. Hij en Piet Emmer (beiden Universiteit Leiden) menen dat er een forse overkill plaatsvindt. Dat klopt wel. Mijn kinderen wisten na hun atheneum niet wie Johan van Oldenbarnevelt en Joost van den Vondel waren. Van de Prins van Oranje hadden ze wel eens gehoord. Wie was dat ook al weer?
Frits Bosch, auteur van “Risico als obsessie”, “Dat is het risico”, “Wereld op een keerpunt” “Onbehagen bij de elite”, “Schaft ook Nederland zich af?” en “Feminisme op de werkvloer”.