Onze Chinese vrienden hebben de rente op Eerste Kerstdag verhoogd. Dat was op zich te verwachten, want op zo'n feestdag wordt er niet gehandeld, waardoor de deining op de westerse markten uitbleef. Desalniettemin is de verhoging in potentie een teken aan de wand: China verhoogt de rente voor de tweede keer in korte tijd omdat het te maken heeft met gevaarlijke inflatie. De grenzen van China's explosieve groei komen in zicht.
De Chinese groei gaat in toenemende mate gepaard met gierende inflatie. Enerzijds doordat er in China steeds meer kapitaal beschikbaar komt en anderzijds omdat de import van buitenlandse producten in de eerste plaats inflatie-import is. En die inflatie heeft een buitengewoon schadelijk effect op de prijs van Chinees vastgoed. De vastgoedprijs leek de jaren vastgeklonken aan de explosieve groeicijfers en nu is economische groei afhankelijk van de mate waarin inflatie beteugeld kan worden.
Hoge inflatie zorgt namelijk voor vastgoedbubbels en sociale onrust. Met dat eerste heeft China al te maken. We weten hoe Japan daarvan herstelde. Het zal ook niet lang meer duren voor de smeulende sociale onrust zal leiden tot een uitslaande brand. De lonen stijgen in China pas mondjesmaat, terwijl de prijzen steeds hoger worden. Dat is vragen om moeilijkheden. China's groei is dus afhankelijk van de mate waarin de autoriteiten erin slagen de inflatie te beteugelen.