De keuze van het Nobelprijscomite om de Nobelprijs voor de Vrede dit jaar uit te reiken aan de Chinese dissident Liu Xiaobo is zowel moedig als terecht. Moedig, want vanuit China werd de afgelopen maanden zware diplomatieke druk uitgeoefend om Liu niet te nomineren. Het Chinese regime wilde namelijk ten koste van alles vermijden dat de wereld doorkrijgt dat in de post-communistische heilstaat niet iedereen overtuigd is van de heilzame werking van haar leiderschap. Beijing reageerde dan ook voorspelbaar woedend op de bekendmaking. De Nobelprijs zou onteerd en bespot zijn door dit besluit.
Niets is minder waar, uiteraard. Liu is een terechte winnaar, waardiger dan sommige laureaten uit het recente verleden. Niemand kan immers vandaag nog uitleggen waarom een schurk als Yasser Arafat de prijs ooit ontving, of het Intergouvernementele Klimaatveranderingspanel IPCC, of de Amerikaanse president Barack Obama. Liu strijdt al ruim twintig jaar op geweldloze wijze voor vrijheid en democratie zonder zich daarbij te bekommeren om zijn eigen vrijheid of veiligheid. In 1989 was hij betrokken bij de pro-democratische protesten op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989. Voor die betrokkenheid werd hij uiteindelijk veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf. Dat lot trof hem opnieuw toen hij enkele jaren later openlijk kritiek uitte op het dictatoriale regime van de Communistische Partij. Het leverde hem ruim drie jaar gedwongen verblijf in een heropvoedingskamp op. Na zijn vrijlating zette hij zijn strijd voor democratisering echter onverminderd voort. Het afgelopen decennium is hij voor deze pro-democratische inspanningen opnieuw meerdere malen gearresteerd. Inmiddels zit hij alweer bijna een jaar gevangen vanwege het ondertekenen van een manifest getiteld Charter 08 waarin wordt gepleit voor politieke hervorming en democratisering.
Lius zaak laat zien dat er iets rot is in het rijk van de Chinese Volksrepubliek.
De mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch wijst erop dat Lius geval bovendien niet op zichzelf staat. Sinds medio 2008 heeft het Chinese regime via een reeks van arrestatiegolven vrijwel alle pro-democratische krachten in eigen land uitgeschakeld. Deze gewelddadige onderdrukking van de eigen bevolking staat in schril contrast met het geweldloze streven naar democratisering van de mensenrechtenactivisten. Het past binnen het bredere patroon van een staat die de inzet van geweldsmiddelen niet schuwt bij het onderdrukken van alle uitingen van vrijheidsliefde - zelfs op het internet. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat de Chinese censoren berichtgeving over de toekenning van de Nobelprijs aan een prominente dissident met inzet van alle middelen hebben proberen te blokkeren.
De prijs vormt ongetwijfeld een aanmoediging voor Liu en zijn medestanders om hun strijd voor vrijheid en democratie voort te zetten. Het vormt ook een aanmoediging voor ons hier in het vrije westen om het meel uit de mond te halen als we het Chineze regime aanspreken op de systematische onderdrukking van de mensenrechten in hun land. Als een man als Liu bereid is zijn eigen vrijheid te riskeren in de strijd voor de vrijheid van anderen, waarom zouden wij (die van de Chinezen niets te vrezen hebben) dan niet zijn voorbeeld durven volgen?