Eind vorige week werd in de media gesuggereerd dat beoogd premier Mark Rutte de komende kabinetsperiode geen grote investering wil doen in het Joint Strike Fighter-programma. Vanuit politiek oogpunt zijn er ongetwijfeld goede redenen te verzinnen voor een dergelijk besluit. Omdat de PVV mordicus tegen deelname aan het project is, is er in de Tweede Kamer geen meerderheid te vinden voor de benodigde miljardenuitgave.
Zon enorme investering zou in een tijd waarin op allerlei andere beleidsterreinen fors bezuinigd moet worden bovendien lastig te verkopen zijn aan een toch al sceptisch electoraat. Toch kleven er ook bezwaren aan het besluit, met name op militairstrategisch gebied. Omdat het huidige gevechtsvliegtuig, de F-16, het einde van zijn levenscyclus nadert, betekent uitstel van aanschaf van de JSF dat men de luchtmacht in toenemende mate vleugellam maakt. Daarmee komt ook Nederlandse deelname aan toekomstige buitenlandse missies in gevaar (wat er kan gebeuren als we grondtroepen uitzenden zonder luchtsteun, zagen we in Srebrenica). Wellicht om die reden ontkende de VVD dan ook dat zij het JSF-project op de lange baan wil schuiven.
De beoogde rechtse coalitie is overigens niet de enige Europese regering die worstelt met de problematiek van strategisch noodzakelijke defensie-investeringen in crisistijd.
Zo zorgt het Franse besluit om mede de financiering voor haar rekening te nemen van de vervanging van het oude stelsel van communicatiesatellieten van het Amerikaanse Iridium Communications bijvoorbeeld ook voor enig politiek ongemak. De Fransen krabden zich eens achter de oren toen ze hoorden dat het Amerikaanse zeilmeisje, de 16-jarige Abby Sunderland, op zee in grote problemen was gekomen doordat haar Iridium satelliettelefoon het had begeven (laten we hopen dat onze eigen Laura Dekker een betrouwbaarder telefoon meeneemt). Het volgde op vergelijkbare anekdotes over slechte ervaringen met het gebruik van Iridium satelliettelefoons door Amerikaanse troepen op het slagveld in Afghanistan. De beoogde investering van 2 miljard oogde opeens een stuk minder solide. In een tijd waarin ook in Frankrijk ieder dubbeltje twee keer omgedraaid moet worden, kunnen zulke anekdotes nog voor pijnlijke politieke discussies zorgen.
De Britten hebben een nog groter hoofdpijndossier in de vorm van een klasse nucleaire onderzeeërs genaamd Trident. De Tridents, die een belangrijk onderdeel van het Britse kernwapenprogramma vormen, zijn al jaren aan vervanging toe. Vorige regeringen hikten echter aan tegen het enorme prijskaartje dat aan vervanging hing momenteel geschat op ongeveer 28 miljard. De nieuwe Conservatieve premier David Cameron accepteert het argument van zijn defensieadviseurs dat vervanging strategisch noodzakelijk is. Maar omdat hij zijn politieke lot verbonden heeft aan een ingrijpend bezuinigingsprogramma, kan hij er geen extra geld voor vrijmaken. Het Britse ministerie van Defensie krijgt de nieuwe onderzeeërs dus alleen als het erin slaagt de benodigde 28 miljard uit de eigen begroting te halen een onmogelijke opgave, vooral omdat op die begroting ook nog eens 10 procent bezuinigd moet worden.
Het ongelukkige gevolg van uitstel van al dit soort projecten is dat Europa de komende jaren voor haar eigen veiligheid steeds zwaarder zal moeten leunen op Amerikaanse defensie-uitgaven iets wat het door de Amerikanen, die zelf ook de broekriem moet aanhalen, ongetwijfeld niet in dank zal worden afgenomen. Als we het NAVO-bondgenootschap willen behouden, dan zullen we dan ook bereid moeten zijn behalve de lusten ook de financiële lasten te dragen. Een paar jaar uitstel is misschien nog wel haalbaar, maar uiteindelijk zullen we toch de knoop moeten doorhakken.