Rabo was geen gewone bank. Nee, ze was een coöperatieve bank. En dat was heel fijn. Geen hijgerige aandeelhouders die alleen aan korte termijn winsten dachten, maar leden met oog voor de menselijke maat. Het ging niet alleen om geld.
Inmiddels weten we na een vloedgolf aan affaires beter. Al dat negatieve nieuws bracht trouwe Rabo-leden die certificaten hebben aan het twijfelen. Misschien is de brave bank van weleer helemaal niet zo solide en zijn die certificaten straks waardeloos. Weg ermee dus. Nu konden die certificaten weliswaar verkocht worden maar alleen aan andere leden. De verhandelbaarheid was dus beperkt. Vandaar dat de Rabo zelf veel van de aangeboden stukken innam en herplaatste bij institutionele beleggers. Maar ja, die waren geen lid en stellen prijs op goede verhandelbaarheid van hun beleggingen. En daarom laat Rabo nu die stukken aan de beurs noteren. Het is een barstje in de gekoesterde coöperatieve structuur.
Die certificaten zijn een zogenaamde hybride vorm van vermogen. Hoewel geen echt eigen vermogen, is het bij een eventueel faillissement achtergesteld ten opzichte van gewone leningen en spaardepositos. Net als echt eigen vermogen vormen die certificaten een buffer voor het opvangen van verliezen voordat gewone crediteuren aan de beurt zijn. En daarom mag het meegerekend worden bij de omvang van de zogenaamde kapitaalbuffers die een bank moet hebben.
Daarvan vindt thans iedereen die geen bankier is dat ze veel te laag zijn en dat ze onmiddellijk moeten worden verhoogd. Onder hen journalist Mathijs Bouman. In zijn column in het Financieele Dagblad jubelde hij dat de beursgang van de Rabo het bewijs is dat ondanks het gezeur van de bankiers, het dus wel degelijk mogelijk is om aanvullend kapitaal op te halen. Dat Rabo met een beursgang an sich helemaal geen extra kapitaal ophaalt maar nu alleen reeds bestaande stukken aan de beurs noteert leek hem te ontgaan. Met het louter verhandelbaar maken van bestaande stukken haal je geen extra kapitaal op. Dat doe je alleen door nieuwe stukken te plaatsen bij beleggers.
Bouman en vele anderen hebben het boek The Bankers New Clothes van Anat Admati en Martin Hellwig gelezen en als evangelie omarmd. Centrale stelling van het werkstuk: banken moeten een groter deel van hun activa met eigen vermogen financieren! Nu is het absoluut waar dat meer eigen vermogen in een bank de risicos voor anderen verkleint als het fout gaat. En dat is prima. Het is logischer dat aandeelhouders die risicos expliciet aanvaarden en daarvoor een vergoeding krijgen, verliezen opvangen dan bijvoorbeeld de belastingbetaler die niks met die bank te maken dacht te hebben. Wat dit betreft dus eens met Admati en Hellwig (A&H).
Maar 228 paginas om deze tamelijk eenvoudige boodschap te verkondigen is veel. Beter hadden ze meer ruimte besteed aan de praktische aspecten van meer eigen vermogen aantrekken. Buffers verhogen van het huidige gemiddelde van een kleine 4% van het balanstotaal naar de door A&H minimaal gewenste (arbitraire) 20% is anders dan de auteurs suggereren geen sinecure zoals hier wordt uitgelegd. Het is een financiële operatie en transformatie van enorme omvang. En hoe moet dat extra kapitaal worden aangewend? In principe zijn er twee opties. Uiteraard kun je er schulden mee aflossen. Het balanstotaal blijft gelijk maar is voor een kleiner deel met leningen gefinancierd. Maar aangezien een groot deel van de schulden bestaan uit door spaarders toevertrouwde middelen zit hier een grens aan. En als je er geen grens aan stelt kan het zijn dat spaarders ergens anders met hun centen heen moeten. Dat betekent dat een belangrijke maatschappelijke functie van banken, namelijk het aanbieden van liquide mogelijkheden om geld te stallen wordt beperkt.
Als het extra kapitaal niet wordt gebruikt om leningen mee af te lossen, wordt het balanstotaal groter. En hoewel A&H volop ageren tegen te grote banken, vinden ze het in hoofdstuk 10 blijkbaar geen probleem dat banken nog groter worden. Extra kapitaal stellen ze hier, kan ook gebruikt worden voor meer kredietverstrekking. En mochten zich daar geen kansen meer voordoen, dan moet de bank van A&H er maar aandelen en obligaties mee kopen. Natuurlijk kan dit, maar het is een beetje onzinnig. Wat heb je er als belegger aan als de bank jouw geld weer in andere aandelen steekt? Welke waarde voegen die activiteiten toe? Zoals A&H zelf terecht stellen in hoofdstuk 8, een bedrijf moet vooral dingen doen die een aandeelhouder niet zelf kan.
Het debat over hogere kapitaaleisen is uiterst relevant en de materie complex. Jammer dat veel deelnemers niet veel verder komen dan het napraten van de nogal eenzijdige boodschap van A&H over het vergroten van het eigen vermogen. Ja, dat heeft evidente voordelen. Maar anders dan A&H stellen zijn er ook complicaties en trade-offs. Die kunnen per saldo positief uitpakken. Maar alles heeft een prijs. Zo moest Rabo de rente op certificaten verhogen van 5,2% naar 6,5% om een beursgang mogelijk te maken. En die rekening zal ergens terugkomen. Niet alleen Hans Christian Andersen vertelt dus sprookjes. If it sounds too good to be true, it probably is.
Ewoud Jansen, Econoom en publicist