Is er nog een rol voor de Europese intellectueel? Zo'n vraag kunnen alleen Fransen zich stellen en Frankrijk zou Frankrijk niet meer zijn als ze daarmee zouden ophouden. Dat 'de intellectueel' niet bestaat, of met het heengaan van het tot de publieke verbeelding sprekende paar Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir (dat bij leven een 'open huwelijk' voerde en elkaar pas in het graf voor eeuwig heeft gevonden) is dood verklaard, doet er niet toe. Frankrijk neemt denkers nog steeds serieus en vriend en vijand kunnen daar blij mee zijn. Wat zou er van onze politieke cultuur overblijven als er geen intellectuele debatten meer zijn? Wat niet wil zeggen dat de redding van Europa van de intellectuelen zal komen.
Op het Lycée Vincent van Gogh La Haye (in Den Haag dus) vond afgelopen vrijdag over deze ideële kwestie een debat plaats op initiatief van
Pierre Ménat, de Franse ambassadeur in Nederland. In het Frans, wel te verstaan.
Martin Sommer van
de Volkskrant was modérateur en had de grootste moeite om het debat in goede banen te leiden.
Monsieur trente secondes viel duidelijk niet in de smaak als hij zijn gesprekspartners maande om in dertig seconden eindelijk hun punt te maken in vaak ellenlange betogen. Alleen onze eigen
Luuk van Middelaar, die in Parijs studeerde, naam maakte met een studie over Franse liberale denkers en wiens hoog gewaardeerde boek
De Passage naar Europa. De Geschiedenis van een Begin (2009) in vijf talen is vertaald (gek genoeg nog niet in het Duits), was redelijk te volgen.
Dat kwam niet alleen door het Frans waar de meeste sprekers mee ploeterden (de Franse journalist
Bernard Guetta had daar uiteraard geen moeite mee), maar door de wijdlopigheid waarmee intellectuelen in veel delen van Europa te werk gaan. Het zorgde ervoor dat de zoektocht naar verlichting nog steeds een mistig pad is. Aan de bijdrage van
Petre Roman, een Roemeense oud-dissident en premier (1989-1991) na de val van Ceaucescu, viel nauwelijks een touw vast te knopen, zoals ook het betoog van de Poolse oud-dissident
Adam Michnik (mede door een spraakgebrek: hij stotterde en leek niet in goede gezondheid) nogal haperde. Beide Oost-Europeanen zaten nog heel erg vast in hun heldenrol van dertig jaar geleden, terwijl Guetta de bekende stokpaardjes tegen het neoliberalisme, tegen de islamofobie en tegen de kleingeestigheid (behalve van hemzelf) bereed. De Fransman noemde zichzelf nadrukkelijk journalist en géén intellectueel, maar legde wel met veel professorale pathos uit dat Turkije en Oekraïne ook bij Europa horen en dat wij daarvoor open moeten staan. Dat meende ik tenminste uit zijn woordenbrij op te maken, waarbij Van Middelaar erop wees dat woorden (
les mots) in verschillende talen vaak een verschillende betekenis hebben. Hij had daaraan kunnen toevoegen dat de 'logica' ook niet overal hetzelfde is. Niet-Fransen steken graag de draak met de Franse logica, terwijl ook het Europese integratieproces inmiddels een heel eigen door het Franse denken beïnvloede logica heeft.
Het was goed dat er geen Engelstaligen in de zaal zaten, want die hadden van de hele vertoning een karikatuur gemaakt. Maar misschien was het nog beter als zij er wel waren geweest. French intellectuals wekken in de Angelsaksische wereld de spotlust op en de Engelstalige journalistiek heeft geen geduld voor de abstracte gedachtenspinsels van Latijnse filosofen, altijd in cafés aan de rive gauche gesitueerd. Met zoveel verschillende volkeren kan Europa niet anders dan een Babylonische spraakverwarring zijn waarin de som meestal minder is dan de delen. Maar dat wil niet zeggen dat de Europese Idee geen respectabel streven is. Juist die permanente verwarring leidt tot misverstanden en maakt het elkaar proberen te begrijpen tot een zaak van het hoogste praktisch nut. Je zou denken dat intellectuelen bij die poging tot verheldering onmisbaar bij zijn, maar ik vrees dat zij het nog erger maken. Intellectuelen zeggen altijd dat de (Europese) werkelijkheid nog complexer is dan u al dacht, waardoor het publiek snel de aandacht verliest. Zet een kwartet intellectuelen bij elkaar en zij zullen het nooit met elkaar eens worden.
Het lijkt mij een illusie te denken dat intellectuelen een soort gemeenschappelijk program kunnen bereiken. Het is zelfs onwenselijk, want in het verleden hebben we gezien dat dit tot de verleiding van totalitaire ideologieën leidt en de neiging om elkaar te verketteren. In die zin is er ook geen Europese 'rol' voor intellectuelen, waarbij men waarschijnlijk al geen overeenstemming bereikt over wat een intellectueel is. Je kunt je ook afvragen of culturele voorhoedes nog passen in onze huidige twitterdemocratie. Zulke debatten zijn interessant voor denkers onder elkaar, maar veel minder voor het grote publiek, dat nog meer de aandrang zal voelen de ijdele praat van intellectuelen te ridiculiseren. De vertoning in het Lycée Vincent van Gogh gaf daar alle aanleiding toe. Tegelijk hoort het bij de democratische cultuur dat er veel wordt gepraat, eindeloos veel, en dat er dus ook veel ruis wordt geproduceerd. Dan is het zaak om een speciale antenne te krijgen voor de zinnige dingen die er incidenteel ook worden gezegd. Dan is het ook niet erg als de intelligentsia wordt bespot. Alleen wie bereid en in staat is om zich te laten bespotten en niet bang is om door de modder te worden gehaald, verdient het om serieus te worden genomen. Dat geldt van oudsher voor de katholieke kerk en de politiek, dus waarom niet voor de spraakmakende gemeente? En zowaar hoorde ik in het betoog van Adam Michnik toch nog één 'opdracht' waarin elke intellectueel zich zal kunnen vinden: het bestrijden van leugens en geschiedvervalsing. Als historicus kan ik het daarmee alleen maar eens zijn.
Zoals altijd kwam de aardigste vraag uit de zaal. Een mevrouw vroeg kort en bondig wie het panel als de belangrijkste nog levende denker zag. Daarbij viel de naam van
Raymond Aron,
le spectateur engagé die als tegenspeler van de met het maoïsme heulende Sartre het gezicht van de Franse intellectuelen heeft gered. Maar ook Aron is alweer dertig jaar dood, en zou zonder de totale ontluistering van het marxisme wellicht allang zijn vergeten. De naam
Francis Fukuyama viel niet, hoewel hij met zijn essay over 'het einde van de geschiedenis' in 1989 de stand van zaken het beste heeft samengevat: er is in de politieke filosofie na twee eeuwen revolutie niks beters bedacht dan de liberale democratie. Goedbeschouwd kan iedereen dat bedenken, maar het kan geen kwaad dat af en toe even uit te spreken. Fukuyama beriep zich daarbij op de denkbeelden van de Russisch-Franse filosoof
Alexandre Kojève (1902-1968), die ook al dood is (hij stief in het kanteljaar
soixante-huit), en in zijn laatste jaren voor de Europese Commissie was gaan werken omdat er voor filosofen niks zinnigs meer te doen was. Hij verwachtte de best mogelijke wereld van de ambtenaar en technocraat die zich op praktische wijze dienstbaar maakt aan de publieke zaak. In die zin staat Luuk van Middelaar, die in Brussel voor de op de
Dagelijkse Standaard wekelijks verguisde
Herman Van Rompuy werkt, in de allerbeste traditie.
Kortom, reaguurders, schiet u maar! Europa wordt daar beter van.