Het is alweer twee jaar geleden dat we de koers van de dollar ten opzichte van de euro rond de 1,26 hebben gezien. Overigens was dat vier en zes jaar geleden ook het geval. En steeds bleek een koers onderin de 1,20 regioneren de top voor de dollar (oftewel de bodem voor de euro).
Een structureel sterke dollarkoers is gunstig voor de Europese export in het algemeen en voor de Nederlandse in het bijzonder. Per slot van rekening is Nederland een exportland bij uitstek. Zo klein als Nederland is, waren wij vorig jaar voor het zesde jaar op rij het op een na grootste exportland van Europa. Deze export bestaat ongeveer voor de helft uit Nederlandse producten en de voor andere helft uit wederuitvoer en quasi-doorvoer.
Voor ons is de waarde van euro zeer belangrijk. Daalt deze dan worden onze importen duurder, maar onze exporten aantrekkelijker in prijs. De duurdere importen zouden bij een extreem lage eurokoers inflatie kunnen veroorzaken, maar die kunnen we wel gebruiken. Voor de Nederlandse overheid is een sterke dollar een zegen, omdat ze de opbrengsten van de gasverkopen in dollars krijgen uitbetaald.
De waarde van de dollar is ook van groot belang voor bedrijven die zaken doen in de Verenigde Staten. Zo haalt Aegon 65% van haar totale omzet uit de VS. Op de tweede plaats staat Ahold met 60% omzetaandeel in de VS gevolgd door Wolters Kluwer met 54%, Reed Elsevier met 50%, Arcadis met 45% en Unilever met 33%.
Bij een sterke dollar betekent dat de Amerikaanse winst en omzet in euros uitgedrukt groter uitvalt. Kosten en verliezen in de VS worden dan natuurlijk wel duurder. Ahold heeft wel eens aangegeven dat iedere 10% koersstijging van de dollarkoers bij hun resulteert in euro 35 miljoen meer winst voor belastingen.
Sommige Europese aandelen zullen profiteren, en daar staat natuurlijk tegenover dat sommige Amerikaanse bedrijven onder een sterke dollar zullen lijden.
Een recente studie van Barclays toont aan dat de koersen van de Standard and Poors index weinig worden beïnvloedt door de sterkte of zwakte van de dollar. Dat wil zeggen in zn totaliteit. Sectoren die te maken hebben met energie en overige grondstoffen doen het traditioneel verhoudingsgewijs minder goed dan de index als de dollar in waarde stijgt.
Een sterke dollar heeft namelijk grote invloed op grondstoffenprijzen. De meeste (edel-)metalen, agrarische producten en olieproducten worden in dollars genoteerd. Stijgt de dollarkoers dan zijn er simpelweg minder dollars nodig om bepaalde grondstoffen te kopen, dus daalt de koers in dollars. De prijzen in euros gaan daarentegen stijgen, wat meestal meteen aan de benzinepomp te merken is.
Multinationale Amerikaanse bedrijven zoals Coca Cola en Philip Morris presteren meestal ook minder bij een sterke dollar. Omdat een groot deel van hun omzet en dus winst uit het buitenland komt, dalen hun omzetten en winsten als deze terug gerekend worden naar de dollar.
In de VS doen nutsbedrijven en instellingen in de gezondheidszorg het historisch goed in verhouding tot de markt wanneer de dollar sterker wordt.
De vraag is alleen waarom de dollar in waarde stijgt. Als het is omdat de Europese economie in een recessie belandt, dan is dat voor alle beurzen slecht nieuws. Komt het door bijvoorbeeld een renteverschil tussen de VS en Europa of door een hogere economische groei in de VS dan is dat alweer beter nieuws.
Volgens het Barclays rapport duren bullmarkten in de dollar doorgaans jaren en is de gemiddelde stijging zon 30%. Zij voorspellen dan ook een dollarkoers ten opzichte van de euro van $ 1,10 volgende jaar. Een richting waar we ons prima in kunnen vinden.
Michael Toorop
Managing Partner Persist Global Wealth Management BV