Nederland was proeftuin van de sociaal-democratie.
Op de opiniepagina van
de Volkskrant betreurt historicus Rutger Bregman het dat
onze politiek het zonder de grote verhalen moet doen. Waar zijn de ideologen met hun grote verhalen? 'We moeten niet alleen onze ideologische veren terugkrijgen; we hebben ideologische vleugels nodig!', schrijft Bregman. Met name de sociaal-democraten en hun Grote Roerganger Flop Cohen kampen volgens hem met dit probleem.
Zo is Cohen volgens Bregman een 'dove opa van een generatie die zonder verhalen opgroeit'. Maar ook Rutte en Pechtold krijgen er van langs. Door hun 'gladde praatjes' noemt Bregman hen de preasides van studentenclubjes. En als uitsmijter wordt Wilders nog even de 'dorpsgek' genoemd. Alhoewel die laatste dan wel een verhaal heeft, is dat volgens Bregman geen verhaal waarvoor je 's ochtends vroeg je bed uit komt. Tot slot concludeert hij dat '[h]et is alsof het postmodernisme, die schimmel van relativisme die al decennia over ons denken woekert, al onze verhalen heeft vernietigd.' Geen supercontroversiële stellingname lijkt mij zo, maar desondanks ben ik het niet met hem eens.
Als we namelijk even teruggaan naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2010, dan kunnen we ons zonder al teveel moeite herinneren dat het juist de latere winnaar Mark Rutte was die met een behoorlijk ideologisch getint verhaal het land door trok. Ook refereerde Rutte regelmatig aan conservatief-liberale denkers als Hayek en de Tocqueville, en hamerde hij constant op de zelfredzaamheid van burgers. Bovendien bleek uit zijn zovaak geuite afkeer van de overheid als 'geluksmachine' een grote afkeer van de idee van positieve vrijheid. Wat nou niet-ideologisch?
Het gebrek aan een groot verhaal kan eerder worden gevonden bij de sociaal-democraten van de PvdA. Een loze kreet als 'het moet eerlijker' is een perfect voorbeeld van de ideologische leegte aldaar. Om twee redenen is dat ook niet zo vreemd.
Ten eerste kunnen sociaal-democraten, in tegenstelling tot liberalen, niet teruggrijpen op een grootse intellectuele traditie. Dat zou nog niet zo'n probleem zijn, ware het niet dat - reden twee - de Nederlandse maatschappij grotendeels is ingericht op de basisprincipes van de sociaal-democratie. Veel, zo niet alle, sociaal-democratische idealen zijn door de jaren heen hier verwezenlijkt. Nederland was als het ware de proeftuin voor de sociaal-democratie, en daar plukken wij nu de (wrange) vruchten van.
Daarmee is ook gelijk het succes van het zwaar ideologisch gekleurde verkiezingsprogramma verklaard: op conservatief-liberaal vlak valt er simpelweg nog een hele hoop te verbeteren. Gelukkig was en is de Nederlandse kiezer daar (geheel terecht) aan toe.