Wanneer is iets waar? Het lijkt zo simpel: iets is waar als het gebeurd is. Dat is in de dagelijkse realiteit echter maar zelden het geval. Iets is namelijk waar als voldoende mensen vinden dat het waar is. Of, iets neutraler geformuleerd, iets is waar wanneer het door de juiste groepen mensen als waar geaccepteerd is. En daarmee wordt het een feit. Feiten zonder draagvlak zijn irrelevant en worden gereduceerd tot meningen. Vergelijk in dit verband bijvoorbeeld ook Willem Alexanders betoog naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek over het gedrag van zijn aanstaande schoonvader tijdens de dictatuur. De verkeerde uitspraak op het verkeerde moment natuurlijk, omdat hij regelrecht inging tegen de conclusies van professor dr. Baud, speciaal aangesteld door de regering om helderheid over dit onderwerp te brengen. Willem Alexander had zich moeten realiseren dat je het in dit land altijd aflegt tegen de officieel benoemde waarheidsautoriteiten. Zelfs al ben je de kroonprins.
Nu is er, zeker sinds de opkomst van de massamedia, natuurlijk altijd al druk getimmerd aan de realiteit. Niet alleen door de welbekende dictaturen, maar ook het westen, dat de vrijheid van drukpers zo hoog in het vaandel heeft staan, kent zijn William Randolph Hearts, Marcel van Dams en Aleid Wolfsens.
Met de voortschrijdende professionalisering van de communicatie zien we echter een relatief nieuwe ontwikkeling in ons land: de overheid in de rol van communicator. Ieder overheids- of semi overheidsorgaan, van de kleinste gemeente tot een willekeurig ziekenhuis en ministerie, beschikt inmiddels over een eigen communicatieteam. En als zon team er eenmaal is, maakt het zichzelf al snel onmisbaar natuurlijk.
Op zich een goede ontwikkeling, de professionalisering van de communicatie naar de burger. Wat mij echter soms zorgen baart, is de wijze waarop de communicatie procesmatig gestuurd lijkt te worden in een bepaalde richting. Een recent voorbeeld is de aanstelling van mevrouw Leemhuis-Stout (waar kennen we haar ook weer van?) tot waarnemend burgemeester van Schiedam. Waar de provincie zich normaliter uitput in allerlei kapotgedachte voorlichtingsprogrammas en campagnes om zichzelf te legitimeren, bleef het nu angstwekkend stil toen gevraagd werd waarom juist zij, of all people, degene was om orde op zaken te stellen in Schiedam. En dat geldt bijvoorbeeld ook in de communicatie rond het gifschandaal van de Derde Merwedehaven in Dordrecht. En voor de aanpak van de problematiek rond de geluidsoverlast van de Betuwelijn.
Stuk voor stuk heldere voorbeelden van de selectieve inzet van communicatie. Niet de voorlichting aan de burger is de primaire doelstelling, maar de legitimatie van de eigen institutie en het handelen daarvan. De methodologie is duidelijk: goed nieuws wordt waar mogelijk zelf gecreëerd en verder opgepompt. Slecht nieuws wordt zo klein mogelijk gehouden of simpelweg ontkend. Wij herkennen ons niet in het geschetste beeld, is zon regelmatig terugkerend communicatie-stopbod. Zie je het anders, bijvoorbeeld doordat onderzoeksuitkomsten dat aangeven, dan is de strategie erop gericht om de waarheid te marginaliseren tot mening. En stelde Harry Callahan het al niet vast in 1989: opinions are like assholes. Everybody has one.
Jacques Meijers, marketing/communicatiestrateeg