“Bij de rellen in Utrecht gaat het dak eraf – ik heb de beelden gezien: niet het Nederland van de lessen maatschappijleer hé! En ik moest deugen bij mijn toets op de uni. Vaak zijn de stof en de vragen normaal, maar je ziet duidelijk hoe ze je in een bepaalde richting willen duwen.
Natuurlijk heb ik dit gelijk door en antwoord wel adequaat omdat ik de thema’s ken, maar het ligt er zo dik bovenop. Ik voel me dan iemand die in de jaren ‘70 in Boedapest woont en studeert en dan tijdens haar studie en carrière ook van alles moet zeggen om het communistische universiteitsbestuur te pleasen. Zo voelt dit maar dan met links-liberalisme.
Maar ja, dat is gewoon de ideologie van nu.
Het voelt wel raar soms. Gelukkig ken ik de thema’s goed en kan ik zo schrijven alsof ik het oprecht meen. Ik probeer me er niks van aan te trekken en gewoon te genieten. Het is verder een leuke studie.”
“Dit is niet erg voor de mensen die in die ideologie geloven. De docenten stellen vragen op zo’n manier dat er maar één antwoord uit kan komen als je een logisch en gestructureerde beantwoording wil geven. En dat antwoord is in lijn met hun links-liberale ideologie. Het is gewoon onmogelijk om iets anders te antwoorden, omdat je op dat spoor wordt gezet.
In mezelf zie ik het antwoord dan maar als een mogelijke redenering, niet als de absolute waarheid. Ik kijk er wel doorheen maar de meeste mensen worden hiermee getraind om zo te denken.”
“Ik ben me suf geschrokken van de mate waarin het cultuurmarxisme al in de zorg en onderwijs verweven is. Aanvankelijk verwachtte ik er zijdelings mee te maken te krijgen, maar er worden hele werkgroepen en trainingen opgetuigd in het kader van vermeend racisme en zogeheten cultuurveranderingen die zouden moeten worden doorgevoerd. Zodra een leerling geen stage krijgt, is dat ‘racisme’. Dat zijn blanke klasgenoot ook geen stage kreeg, zag hij niet. Het onderwijspersoneel en de directie gaan daarin kritiekloos mee.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik de moed niet had om op mijn kennismakingsbijeenkomst al tegengas te geven. Vermoedelijk houden meerdere mensen wijselijk hun mond, uit angst om hun baan te verliezen.
Ingrijpen doe ik op micro-niveau, dus in contact met leerlingen. Ik probeer feitelijkheden en nuanceringen aan te dragen. Het hele aspect ‘kleur’ laat ik buiten beschouwing en concentreer me op inhoud. Voor zo lang als het duurt lukt het me om deze methode toe te passen zonder al te veel weerstand.
Er mag dan gesmeten worden met identiteitspolitiek en tolerantie, de realiteit toont een opleiding die eenzijdig gefixeerd is op het halen van percentages, niet op de mens achter de cijfers. De bureaucratie kost me gemiddeld vijftig procent van mijn werktijd. Nóg een reden om gillend de deur uit te rennen. Is er nog een mogelijkheid om deze tendensen te doorbreken? Ik vrees nu het ergste.”