Kandidaat-Kamerlid Peter Plasman (Code Oranje) draait al een hele tijd mee, en ziet al tientallen jaren een vastgetimmerde Haagse politiek die door dichtgetimmerde afspraken en halsstarrigheid geen kwalitatief hoogstaand beleid aflevert. De oplossing volgens de strafpleiter? "Zoek personen bij elkaar die een mooi team vormen, maak eens een keer geen regeerakkoord en laat het erop aankomen op de plek die daarvoor gemaakt is, de Tweede Kamer." In 1976 viel het kabinet-Den Uyl, na drie jaar gekibbel tussen Joop den Uyl (PvdA) en zijn vice-premier Dries van Agt (KVP, later opgegaan in het CDA). De daarop volgende verkiezingen werden ruimschoots gewonnen door de PvdA. Den Uyl en Van Agt kibbelden nog maanden verder tijdens de coalitie-onderhandelingen. Maar het tweede kabinet Den Uyl, dat voor het oprapen lag, kwam er niet. De beide heren konden gewoon niet door één deur. Aan het eind van de onderhandelingen raakte Van Agt in kort gesprek met de lijsttrekker van de VVD, Hans Wiegel. Onder genot van een paar glazen wijn in restaurant Le Bistroquet in Den Haag vonden de heren elkaar en het kabinet-Van Agt/Wiegel was geboren. De foto van het samenzijn werd iconisch.
De les die hieruit toen al getrokken werd was dat je kunt proberen een regeerakkoord tot drie decimalen achter de komma dicht te timmeren maar dat zonder goede persoonlijke verhoudingen binnen het kabinet de mislukking desondanks op de loer ligt.
De vraag is zelfs gerechtvaardigd ‒ zie Van Agt en Wiegel ‒ of het vinden van de juiste mix van bewindspersonen niet veel belangrijker is dan in beton gegoten regeerafspraken. Toch is het een hardnekkig fenomeen geworden na elke verkiezing voor de Tweede Kamer: er moet en zal een regeerakkoord komen. Aan het eind komen dan de poppetjes, waarbij dan zelfs de toebedeling van ministeries aan partijen soms belangrijker lijkt dan wie er gaat zitten.
De gedachte dat je met een aantal intelligente mensen met kennis van zaken, die elkaar over en weer wat gunnen en die doordrongen zijn van het feit dat ze met elkaar een klus te klaren hebben en ook zonder dichtgetimmerde afspraken een eind kunnen komen, is verder weg dan ooit. Dat is eigenlijk best gek. Zeker in een tijd waarin zich immense problemen hebben aangediend die in geen enkel akkoord konden worden opgenomen, maar die wel met een gezamenlijke inspanning opgelost moeten worden.
Dan is er nog iets. Bij een regeerakkoord hoort een parlementaire meerderheid, hoe ruimer hoe beter. Dat regeert namelijk gemakkelijk, de afspraken liggen vast en van het parlement valt niets te duchten. De oppositie doet namelijk zijn plas en we gaan verder alsof er niets aan de hand was. Met de verkiezingen in zicht volgt steevast de laatste klucht van dit vier jaar durende toneelspel, de coalitiepartijen gaan zich tegen elkaar afzetten, zodat de valse indruk gaat ontstaan dat er echt wat te kiezen valt. Wopke Hoekstra heeft het als geen ander begrepen: zijn coalitiepartner VVD is in zijn ogen na jaren gezellig samen zijn nu schuldig. Aan wat precies doet er niet zo toe.
Een fenomeen dat nogal eens in stelling wordt gebracht is het gevaar dat zou uitgaan van een zeer krappe meerderheid of zelfs geen meerderheid. De regering zou dan afhankelijk worden van zogenoemde wisselende meerderheden. Daardoor zou regeren heel erg lastig worden. Alsof er allemaal idioten in de Kamer zitten die er alleen op uit zijn de regering pootje te lichten. De impliciete boodschap hierbij is: stem op de grotere gevestigde partijen, opdat we niet afhankelijk worden van wisselende meerderheden.
Wat betekent dat nu eigenlijk, afhankelijk zijn van wisselende meerderheden? Dat betekent dat het kabinet niet op voorhand zeker weet dat het gesteund zal worden door de Kamer, hoe slecht de plannen ook zijn. Dat betekent dat het kabinet zijn best zal moeten doen om steun voor het beleid te krijgen. Dat betekent dat er in de Kamer weer gedebatteerd moet worden in plaats van het om de beurt voor eigen parochie preken zonder wezenlijk iets van elkaar te willen horen. Dat er weer overtuigd moet worden om anderen mee te krijgen.
Maar ook dat volksvertegenwoordigers bereid moeten zijn te luisteren en eigen beperkte visies los te laten in het belang van het grotere geheel. Inzien dat star vasthouden aan een partijprogramma niet persé in het belang van het land is. Het risico bestaat dan wel dat de burger zich weer meer betrokken waant bij wat er op het Binnenhof gebeurt.
De huidige crisis ‒ de grootste sinds de Tweede Wereldoorlog ‒ heeft ons geleerd dat het kan: beleid maken zonder dat daarover op voorhand iets is afgesproken. Het demissionair kabinet heeft uitgesproken ‒ overigens ook staatsrechtelijk gebruikelijk ‒ dat bij belangrijke beslissingen voorlopig het primaat bij de Tweede Kamer ligt. Dat werd ook direct in de praktijk gebracht bij het debat over de avondklok.
Het zou de opmaat kunnen zijn naar echt debat in de Tweede Kamer. Het zou mooi zijn wanneer deze lijnen na de verkiezingen worden doorgetrokken. Zoek personen bij elkaar die een mooi team vormen, maak eens een keer geen regeerakkoord en laat het erop aankomen op de plek die daarvoor gemaakt is, de Tweede Kamer. Laat ook de macht aan het parlement. Strijd daar in het openbaar de slag, in plaats van op papier in achterkamertjes van alles te bedisselen. Wie weet gaat de kiezer zich dan ook meer betrokken voelen bij wat er in Den Haag plaatsvindt.
Peter Plasman is kandidaat-Kamerlid voor Code Oranje