Strafpleiter Peter Plasman, op 17 maart verkiesbaar als Kamerlid voor Code Oranje, ziet wel brood in een strafrechtelijke vervolging van de betrokken ministers voor hun aandeel in de toeslagenaffaire. Aan alle voorwaarden om de ministers te vervolgen is voldaan, meent hij: "Bevestiging van de norm, preventie en vergelding: laat dát nou precies de doeleinden van strafvervolging zijn."
Afgelopen week hebben we binnen een paar minuten het kabinet zien vertrekken, maar toch blijven. Dat blijven is staatsrechtelijk voorzien na een val, omdat er altijd een kabinet moet zijn en er geen nieuw kabinet in de startblokken staat. Los daarvan vergt de coronacrisis uiteraard dat bewindslieden hun werk voortzetten. Dit ondanks alle kwalificaties die inmiddels gebruikt zijn om de toeslagenaffaire te duiden.
Een ex-minister vertrok definitief uit de politiek, Lodewijk Asscher. In de toelichting op zijn vertrek kwalificeerde hij het overheidsoptreden als “een onrechtmatige jacht op duizenden gezinnen” Die aanduiding is bijzonder heftig, al was het maar omdat een jacht van de overheid op duizenden gezinnen al ernstig genoeg is. Door daar de term onrechtmatig aan toe te voegen, dus een onrechtmatige jacht, dient zich de vraag aan naar het bereik van het strafrecht in deze affaire.
Veel buitenlandse media hebben in hun berichtgeving over de kabinetscrisis ook aandacht besteed aan de formele aangifte van twintig slachtoffers om te komen tot vervolging van de destijds betrokken bewindspersonen. De landelijke pers blijkt dit minder interessant te vinden, maar dat is ten onrechte.
Artikel 356 Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie worden gestraft de ministers en staatssecretarissen aan wier grove schuld te wijten is dat de in artikel 355, onder 4’ omschreven uitvoering wordt nagelaten.”
Artikel 355, onder 4’ luidt als volgt:
“die opzettelijk nalaten uitvoering te geven aan de bepalingen van de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van bestuur, voor zover die uitvoering wegens de aard van het onderwerp tot hun taak behoort of uitdrukkelijk hun is opgedragen.”
Deze artikelen lijken geschreven voor de toeslagenaffaire.
Van belang hierbij is dat onder opzet ook wordt verstaan het bewust nemen van het risico dat het fout gaat. Wanneer wordt vastgesteld dat inderdaad destijds al werd gecommuniceerd dat in 20% van de zaken onschuldigen (tienduizenden) zouden worden getroffen is dat op zich al voldoende om opzet bewezen te verklaren. De grove schuld die bedoeld wordt in artikel 356 is gegeven wanneer bewindspersonen niet hebben ingegrepen terwijl zij wisten hoe fout het ging.
Vervolging is niet een automatische reactie op mogelijk strafbaar gedrag. In ieder geval moet met vervolging een redelijk doel worden gediend. Eric Wiebes stelde bij zijn vertrek dat hij geen schuld voelde, hij zou niet weten hoe hij het beter had kunnen doen.
Dit terwijl door de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag aan de algemeen directeur van de Belastingdienst het volgende is gevraagd: “Heeft u hem toen ook persoonlijk gewezen op het risico dat de goedwillenden zouden kunnen lijden onder de kwaadwillenden?”, en de getuige onder ede antwoordde: “Ja, zeker.”
En: “Dat heeft zeker ook gespeeld tijdens de periode van de heer Wiebes?” Door de commissie is doorgevraagd: “Heeft u die buikpijn in de mate die u nu hier beschrijft gedeeld met staatssecretaris Weekers en staatssecretaris Wiebes?” Antwoord: “We hebben net geconstateerd dat ik een lange en goede relatie met mijn directeur-generaal Peter Veld had. Peter was degene die de rol had om die buikpijn mede namens mij indringend te bespreken. En even: ik weet zeker dat dat gebeurd is.”
Wanneer dit waar is en een bewindspersoon dan beweert dat hij niet weet hoe hij het beter had kunnen doen, staat het redelijk doel dat gediend is bij strafvervolging vast. Dat doel is dan in ieder geval bevestiging van de norm, zodat bewindspersonen die horen dat duizenden tot tienduizenden gezinnen onschuldig worden getroffen voortaan wél zullen weten hoe ze het beter kunnen doen.
Een strafzaak tegen bewindspersonen wordt anders behandeld dan een “gewone” strafzaak. De zaak dient te worden ingeleid met een aangifte bij de Procureur-generaal bij de Hoge Raad. Dat is inmiddels gebeurd. Deze Procureur-generaal zal advies gaan uitbrengen aan de Minister van Justitie, waarna de Minister van Justitie beslist dat wel of niet tot vervolging moet worden overgegaan. Onafhankelijk van de beslissing van de Minister van Justitie kan de Tweede Kamer tot vervolging besluiten. Om tot dat besluit te komen is allereerst vereist dat de kwestie door minstens vijf Kamerleden wordt geagendeerd. Voor de kiezers die van mening zijn dat de toeslagenaffaire ook strafrechtelijk moet worden opgepakt is interessant dat Code Oranje belooft na maart 2021 de toeslagenaffaire met het oog op strafvervolging op de agenda van de Tweede Kamer te zullen zetten, wanneer de minister de vervolging niet al in gang heeft gezet.
Een onrechtmatige jacht van de overheid op duizenden/tienduizenden gezinnen willen we immers niet nog een keer meemaken (preventie), en moet ook goed gemaakt worden (vergelding).
Bevestiging van de norm, preventie en vergelding: laat dát nou precies de doeleinden van strafvervolging zijn.
Peter Plasman is kandidaat-Kamerlid bij Code Oranje