In zijn column van deze week breekt Jan Roos vandaag een lans voor het tegengaan van vormen van discriminatie die tegenwoordig gangbaar zijn. Specifiek: waarom mogen religieuzen méér dan niet-gelovigen in deze coronacrisis? Jan: "Met alles respect, ik vind mijn afwegingen toch echt een stuk zinniger dan die van iemand de gelooft dat er een man op een wolk zit ons allemaal te besturen."
Discriminatie is een heet onderwerp. Het gaat er dagelijks over, en iedereen en alles voelt zich gediscrimineerd. Zeg je iets over moslims, dan ben je islamofoob. Zeg je iets over homo’s, dan ben je homofoob. Zeg je iets over omgebouwden, dan ben je transfoob. Zeg je iets over vrouwen ben je vrouwonvriendelijk. Zeg je iets over mensen met een donkere huidskleur ben je een racist. Je kan beter zwijgen; er is altijd wel weer een groep die meent te worden gediscrimineerd, maar negeer je ze, dan ben je ook fout. Je bent gewoon heel snel fout en al helemaal als je blank, hetero en een man van boven de veertig bent. Zo gaat dan nu al jaren en het lijkt wel steeds erger te worden.
Ik voel me vrijwel nooit gediscrimineerd. Ondanks dat ik het wel heel vaak word. Zo hoor ik regelmatig dat ik niks mag zeggen over het racismedebat vanwege mijn huidskleur. Krijgen vrouwen voorrang op een baan. Ben ik als niet LHBGTIQ+'er en cisgender (man die zich man voelt) uitgesloten om over die gemeenschap een mening te vormen en krijg ik van kinderen van een jaar of veertien te horen dat ik een boomer ben en dus te oud om überhaupt nog een interessante mening te hebben.
Maar het is zover. Ik word gediscrimineerd en het irriteert me nu mateloos. Vooral omdat meer dan de helft van Nederland hierdoor wordt gediscrimineerd en je daar eigenlijk nooit iets over hoort. Want kan iemand mij uitleggen waarom gelovigen meer mogen tijdens deze coronatijd dan mensen zonder geloof? Op de website van de Rijksoverheid staat: “Mensen die samenkomen voor hun geloof of levensovertuiging zijn uitgezonderd van de maatregelen voor samenkomsten. Dit betekent dat er geen regels zijn voor het maximaal aantal personen in een kerk, moskee, synagoge of ander gebedshuis. Ook is er geen verbod op zingen.” Ik mag maar drie personen per dag thuis ontvangen. Ik mag buiten mijn woning maar met vier personen samenzijn. En ik mag zeker niet zingen.
Maar als ik geloof dat er een god bestaat en hem de hele dag in een vol gebedshuis wil toegillen is er opeens geen probleem meer. Dan mag alles. Dat staat haaks op artikel 1 van de grondwet, het gelijkheidsbeginsel. Dat religieuze mensen hun lot in handen leggen van een, in mijn ogen verzonnen, figuur moeten ze zelf weten. Maar waarom zouden die mensen meer rechten moeten hebben dan ik? Met alles respect, ik vind mijn afwegingen toch echt een stuk zinniger dan die van iemand de gelooft dat er een man op een wolk zit ons allemaal te besturen. En toch mag ik minder. Dus geen gelijke monniken, gelijke kappen.
Een virus maakt geen onderscheid tussen een gelovige en iemand die niets met sprookjes heeft. Waarom de wet dat nu wel doet tijdens een pandemie mag God weten. En die kan het waarschijnlijk niet eens uitleggen.