Ook in de wetenschap gaat het vaak hard tegen hard. Soms gaan daarbij fatsoen en respect volledig onderuit. Voor die gevallen zou iemand een rode kaart moeten krijgen, zoals in het voetbal gebruikelijk is. Beatrice de Graaf, hoogleraar in Utrecht, een gewaardeerd wetenschapper, bij TV-kijkers bekend omdat zij met enige regelmaat als terrorismedeskundige in beeld komt, misdroeg zich recent zodanig dat een rode kaart op zijn plaats is. Zij sloeg in een interview met Ad Verbrugge op 2 juli de Leidse hoogleraar Paul Cliteur om de oren met luttele woorden die hem volledig miskennen, op een denigrerende wijze. Daarin kwam zij niet naar voren als de docente die zo koel analyseert en correct doceert, maar liet zij zich gelden als een gedrevene met een andere agenda dan die van haar wetenschappelijke missie.
Wat ging eraan vooraf? Beatrice de Graaf ageerde in 2017 tegen mensen die over het kwaad spreken in straattaal, die niet geleid door wetenschappelijk inzicht het kwaad benoemen, die beleidsmakers en -uitvoerders als wegkijkers zien enz. Politici, publicisten, populisten maken zich daar schuldig aan. Dat ageren deed zij in haar pamflet 'Heilige strijd', dat je het beste maar bij de hand kunt houden wanneer je haar beweringen wilt begrijpen en toetsen. Nog iets scherper was haar toon in haar opinieartikel in Trouw van 14 oktober 2017. Zij zweert bij de wetenschap, haar wetenschappelijke conclusies wel te verstaan, en bij haar geloofsvisie.
In het gesprek met Verbrugge in het programma 'De Nieuwe Wereld' neemt De Graaf met een zeker elitair dedain afstand van de benadering van het thema terrorisme en religie door de straat, de media, het parlement, de populistische partijen, de opiniemakers want die benadering is niet "echt wetenschappelijk". In een tussenzinnetje noemt zij Cliteur, die "nog een stap verder" gaat: "Als je alle religies verbiedt, dan zal de wereld vanzelf een harmonieus geheel worden". Waar De Graaf dit gelezen heeft? Joost mag het weten, maar niet in een tekst van Cliteur. De Graaf schuift hem iets in de schoenen wat gewoon niet waar is. Cliteur heeft gepleit voor secularisme als sociaal fundament, omdat religie, die een bindmiddel is voor groepen, voor de samenleving als geheel een splijtzwam is (interview Trouw 27 september 2010). Vele jaren lang heeft De Graaf Cliteur totaal genegeerd en als zijn naam dan nu eindelijk door haar wordt genoemd, maakt zij een karikatuur van zijn opvatting en rangschikt zij hem bij de mensen die niet echt wetenschappelijk zijn. Zijn niveau is dat van de straat. Het zal je maar gezegd worden.
Hoe kan dit merkwaardige gedrag van De Graaf het beste verklaard worden? Zij heeft jarenlang de vraag naar de relatie tussen terrorisme en religie ontweken. Zij draaide er om heen als een kat om de hete brij. In de lente van dit jaar verscheen van haar hand een boek, 'Radicale Verlossing', waarin zij eindelijk ingaat op die relatie. Zij focust daarbij op religie als praxis en vooral op de psychologie van het proces dat uitloopt op terrorisme. Terroristen en jihadisten, zo constateerde zij, willen zich door extreme geweldsdaden revancheren, een tekort of een gevoel van schuld daardoor opheffen. Zij kwalificeert die daden als radicale zelfverlossing. Jihadisten beroepen zich op hun geloof, zien zichzelf vaak als voltrekkers van goddelijke wil. Ze kunnen inpluggen in de bestaande islamitische gemeenschap en zich geestelijk laten inspireren door imams. Ze stelt nu zelfs dat in de levens van de door haar geïnterviewde terrorismeplegers religieuze overtuigingen een doorslaggevende rol spelen in het radicaliseringsproces.
Maar wat zij niet doet, is ingaan op de vraag wat in de religieuze overtuiging van de jihadisten hen tot hun extremisme motiveert. Ze is nog steeds bezig met een omtrekkende beweging. Haar erkenning van de rol van de religie blokkeert een dieper inzicht, iets dat zij niet wil laten weten en misschien ook zelf niet wil weten. Cliteur heeft allang een duiding van dat wat gegeven. Voor die duiding sluit De Graaf zich af door Cliteur als onwetenschappelijk af te serveren.
De kern van Cliteurs visie is dat monotheïsme fundamenteel intolerant is. Hij doet dat in het voetspoor van de grote filosoof David Hume, die als empirist een scherp waarnemer was, en voor zover mij bekend nog niet door De Graaf gerekend wordt tot de mensen die praten op straatniveau.
Iedereen kan gemakkelijk het inzicht van Hume en Cliteur begrijpen. Als in de geloofsvoorstelling maar één godheid als de allerhoogste de baas is, dan duldt die geen concurrentie en wil die van geen compromissen weten. Zijn wil is wet en wie ongehoorzaam is moet gestraft worden. Dat is het grondpatroon van het monotheïsme, waaruit religieus geweld, terreur en oorlogen zijn voortgekomen.
Dit inzicht in een fundamenteel manco van het monotheïsme past niet in het religieuze straatje van De Graaf. Zij is immers ook aanhanger van een monotheïstische religie. Met een geloofsvisie in het hart kan het soms moeilijk worden om op een wetenschappelijk verantwoorde wijze met een vraagstuk om te gaan. Het kan dan helemaal misgaan, waardoor iemand tegen een rode kaart aanloopt.
Dr. Cornelis H.W. van den Berg