Het kondigde zich al een tijdje aan - de man was ongeneselijk ziek - en gisteren is het onvermijdelijke gebeurd: in een hospice in Houston (Texas) overleed de
Britse schrijver Christopher Hitchens. 'Hitch' was waarschijnlijk de meest vermaarde publieke intellectueel in de westerse wereld van dit moment, als we even afzien van zijn Franse pendant Bernard Henri-Lévy ('BHL'), wiens invloed dit jaar zover reikte dat hij de Franse president Nicolas Sarkozy tot de interventie in Libië wist aan te sporen. Zover heeft Hitchens het nooit gebracht, maar hij was wel een zeer geëngageerd schrijver die zich over allerlei nijpende actuele kwesties uitliet, daarover scherpe standpunten formuleerde en zich daar vervolgens in vastbeet. Zoals vaker met dit soort helden van het vrije woord begon Hitchens bij radicaal links (in de jaren zeventig was hij trotskist), om zich vervolgens als hedendaagse George Orwell als een scherp criticus van links te onderscheiden. Hij voerde een kruistocht tegen Henry Kissinger, die volgens hem wegens oorlogsmidaden veroordeeld had moeten worden, maar het afgelopen decennium trok de schrijver juist de aandacht voor zijn steun voor George W. Bush en de inval in Irak, waar met Saddam Hoessein een brute dictator uit het zadel werd gelicht. Van de islam moest Hitchens niks hebben, sinds
9/11 stond Hitch onvoorwaardelijk aan de kant van het democratische Westen. Maar zijn afkeer gold alle godsdiensten, dus ook het christendom - waarbij Hitchens zich weer manifesteerde als de typische westerse intellectueel die wel even zal uitmaken wat goed is en wat fout.
Elke journalist of blogger vindt wel iets van Hitchens, zoals het ooit het beroemde Watergateduo Woodward en Bernstein tot de verbeelding sprak als boegbeeld van de vrije en onvervaarde onderzoeksjournalistiek. Wie wil niet de schrik van elke president zijn? Dankzij dit soort iconen gaan jonge talenten nog steeds de journalistiek in, hoewel het vak veel van de oude romantiek heeft verloren en het niet zo duidelijk meer is wat de rol van 'publieke intellectuelen' nog is. Inderdaad, zij moeten 'publiek' zijn, per definitie, wat in de huidige mediacultuur ook betekent dat je een celebrity moet zijn. En dat was Hitch natuurlijk ook. Hij had het voordeel om in Engeland geboren te zijn en op tijd naar de VS te zijn uitgeweken. In Londen, New York en Washington wonen de machtigen der aarde, en het helpt als je iedereen je daar kent. Hitchens zorgde ook voor reuring in zijn persoonlijk leven, en er was altijd een kringetje andere schrijvers en intellectuelen die het zelden eens waren met wat Hitch schreef, maar wel begrepen dat het belangrijk was notie van elkaars standpunten te nemen. Zonder controverses is het dood in de pap. Zonder kringetjes geen publieke intellectuelen en geen publiek debat. En iedereen die daarbuiten valt, telt niet mee en kijkt misprijzend toe. Ongetwijfeld de reden waarom culturele elites en (linkse) intellectuelen altijd haat en afgunst zullen oproepen, niet om wat ze doen of nalaten of wat ze vinden, maar om wat ze zijn.
Of Hitch moedig was, weet ik niet. Hij ging overal tegenin, ook tegen modes binnen de progressieve intelligentsia waaruit hijzelf voortkwam. Maar die dwarsheid is eigen aan elke zichzelf respecterende denker. Dat is riskant in dictatoriaal geregeerde landen, en binnen de totalitaire communistische wereld (en nu nog in China) getuigde het van heldenmoed. Maar in de westerse wereld ligt dat anders. Daar is het probleem niet dat dissidente stemmen niet gehoord worden, maar dat de kakofonie in de spraakmakende kringetjes vaak zo luid is dat bedachtzame en minder excentrieke stemmen verloren kunnen gaan. Daardoor is iedereen die iets te zeggen meent te hebben hier tot overslaande stem verplicht, en dat gold ook voor Hitch. Dat hij daarbij toch zinnige dingen zei, en niet alleen makkelijke en modieuze oneliners die het in talkshows goed doen, maakt volgens mij zijn bijzondere verdienste uit. Hij was niet bang voor ostracisme, wat gekund had vanwege zijn steun voor de gehate Bush en de inval in Irak, waarmee Hitchens aanschuurde tegen de neocons die in weldenkende progressieve kringen taboe zijn. Echt dapper is dat natuurlijk niet (beroemdheden hoeven tijdens hun leven niet bang te zijn voor gebrek aan aandacht, dat komt pas na hun dood), maar Hitch had de eerlijkheid te erkennen dat de neocons thema's aansneden die juist voor links belangrijk zijn (veel meer nog dan voor rechts, dat nooit last had van linkse waandenkbeelden). Werkelijk dapper was George Orwell, die zelf in de Spaanse burgeroorlog streed, en de moed had op te schrijven wat hij daar zag en links het eigen falen en de eigen blindheden onder ogen wreef. Dat laatste deed Hitch ook, maar daarin zijn velen hem voorgegaan. Daarmee maakte Hitch deel uit van een respectabele intellectuele traditie, dat wel. Maar fatsoenlijk en respectabel is waarschijnlijk het laatste dat de eeuwige rebel Christopher Hitchens heeft willen zijn.