Recentelijk bepleitte Tweede Kamerlid Jeroen Recourt (PvdA) een maatschappelijke stage voor rechters: Dan kunnen zij contact houden met de maatschappij, en laten zien dat ze niet wereldvreemd zijn.
Ik ben rechter. Vorige week heb ik een jongeman voor mijn tafel gehad die op zestienjarige leeftijd zijn middelbare school in de fik had gestoken. De vraag ligt voor of zijn WA-verzekering die miljoenenschade dekt.
Ik heb afgelopen dinsdag als faillissementsrechter ondernemers zien vechten voor hun zaak, ondanks dat ze al tijden verlies lijden. Volwassen mannen huilen; het familiebedrijf dat opa is begonnen, gaat kapot door de kredietcrisis.
Ik heb kinderen van zes horen verklaren waar de nieuwe vriend van mama niet alleen zijn penis, maar ook zijn mes had gestoken. Ik heb het hoofd gezien van een man die van twintig centimeter afstand met een riotgun in zijn gezicht was geschoten. Ik heb als vreemdelingenrechter tegen Turkse meisjes die hier eindexamen gymnasium deden gezegd dat ze terug moesten naar hun eigen land. Ze waren als peuter voor het laatst in Turkije geweest. En ja, ik krijg ook de buren langs. Dat de boom van de buurman te dicht bij de schutting staat.
Omgaan met die veelheid aan problemen vergt natuurlijk een goede kennis van het recht, maar ook van mensen en hun woede of frustraties. Dat is mijn werk. Waarom wordt mij in de media dan toch zo vaak wereldvreemdheid verweten? De eerste collega die denkt dat een iPad een te beschermen diersoort is, moet ik nog tegenkomen.
Er is namelijk géén andere planeet waar rechters wonen, waar nooit iets gebeurt. Bij rechters wordt ook ingebroken. Ze komen in winkels, en hun fiets wordt gestolen. Ze krijgen WOZ-beschikkingen en verkeersboetes. Ze worden beroofd en soms in elkaar geslagen, net als u. Toch zou ik jaarlijks op stage moeten, om contact te houden met de maatschappij.
Ik zou willen zeggen dat eventuele zorgen daarover onnodig zijn. De maatschappij neemt uit zichzelf dagelijks contact met mij op, in de rechtszaal en op straat.