Zolang er nog boeken als Pijlen van verlangen van Lou de Bock pseudoniem van Boudewijn van Houten verschijnen, is het onzin te schrijven over de ondergang van de boekenmarkt.
Van Houten, ik kan het niet genoeg zeggen, moet nu maar eens als groot schrijver geëerd moet worden. En snel. Hij opent zijn meest recente boek, Pijlen van verlangen, dat om de een of andere reden onder het pseudoniem Lou de Bock (ha, ha) is gepubliceerd, als volgt: Als ik een jong stel tweeverdieners zie, denk ik al gauw: hebben jullie net gevreeën? De toon van dit dagboek, dat loopt van 1 augustus 2009 tot en met 31 augustus 2010, is meteen gezet. Mocht dit een muziekstuk zijn, het stond in een vrolijke majeur.
Boudewijn van Houten opent zijn meest recente boek, Pijlen van verlangen, dat om de een of andere reden onder het pseudoniem Lou de Bock (ha, ha) is gepubliceerd, als volgt: Als ik een jong stel tweeverdieners zie, denk ik al gauw: hebben jullie net gevreeën? De toon van dit dagboek, dat loopt van 1 augustus 2009 tot en met 31 augustus 2010, is meteen gezet. Mocht dit een muziekstuk zijn, het stond in een vrolijke majeur.
Vrolijk
Ik zal proberen uit te leggen wat ik er mee bedoel. Boudewijn van Houten is geen vrolijke schrijver, maar hij is zeker ook geen sombere schrijver. In de hedendaagse Nederlandse literatuur is zijn toonhoogte een zeldzaamheid. Tussen al de verwondering en vrolijke huichelachtigheid is hij iemand die een bijna ouderwets Nederlands gebruikt om zijn condition humaine weer te geven.
Dat maakt hem tot een beschouwer, iemand die de zaken doorziet, en dat zijn nu eenmaal niet altijd vrolijke mensen. We hoeven het eerste citaat maar wat nader te bekijken, of we zien meteen waarom dat zo is. Hier is iemand aan het woord die het schijngeluk van de tweeverdieners (wat op zichzelf al een tamelijk deprimerend woord is, tweeverdieners) weet door te prikken, met een observatie die het lichamelijke insluit. Zouden die mensen net seks hebben gehad? Het impliciete antwoord is: Nee. En dat is zeer waarschijnlijk waar.
Gebroken zielen
Het slot van het boek (op een citaat van Rilke, uit Herbsttag, na; een opmerkelijke keuze voor iemand die niet meteen verzot is op poëzie) gaat zo: Wat heerlijk dat ik geen vrouw heb, geen (al of niet geadopteerde) kinderen, geen huis, geen baan, geen familie, geen bekendheid... dit alles heeft echt zn voordelen - en voor mij vaak een noodzaak. Maar ik besef donders goed dat ik hierdoor ook wel eens iets mis. Anders zou toch iedereen mijn weg volgen? Dat zo weinigen die weg volgen, zou me te denken moeten geven. Maar ik geloof sterk dat alles loopt zoals het lopen moet. Voor mij was er geen andere weg.
Tussen het eerste en het laatste citaat ontvouwt zich een ontluisterend, maar ook ontluisterend goed egodocument. Zelden heb ik in het Nederlands zo precies gelezen hoe het is, ouder worden. In alle betekenissen van het woord. Van Houten / De Bock schrijft over de teloorgang van de literaire carrière, over de hel die is gevuld met allerlei (bij)banen, over het verlies van zijn libido en over de constante zoektocht naar bevrediging - een zoektocht die leidt langs massagesalons, gebroken zielen en gehaaide internetdates.
Eerlijk
Van Houten is in zijn proza volledig eerlijk. Dat wil niet zeggen dat hij geen literatuur schrijft, of dat alles wat hij in zijn boek weergeeft ook waar is, maar hij weet in elk geval wel de indruk te wekken dat we met de echte gedachten van een dagboek schrijvende persoon die Lou de Bock zou kunnen heten te maken hebben. Hij is eerlijk in zijn directheid. Net als zijn helden Henry de Montherlant en Paul Léautaud krijgen we hier de rauwe notitie en het ogenschijnlijk onbewerkte fragment.
Die eerlijkheid vergt paradoxalerwijs heel veel stilistisch vermogen. Het is weinig schrijvers gegeven om in dit genre uit te blinken. Niet alle vormen van eerlijkheid zijn voor de lezer even goed te verteren. Het is alleen jammer dat het grote publiek dat niet door heeft. Die mensen willen verhalen, uitgesponnen fictie, lauw proza waarin een held zoals het echt hoort een ontwikkeling doormaakt. Die mensen willen iets saais. Die willen bier, niet de jenever die Van Houten schenkt.
Pleidooi
In mijn vorige recensie over Van Houtens werk
hield ik
een pleidooi voor een mooie heruitgave van zijn werk. Ik sta daar nog steeds achter. Of dat in deze markt haalbaar is? Ik betwijfel het, maar één ding is zeker: als veel van de hedendaagse helden vergeten zijn, zal Van Houten nog gelezen worden. Door een kleine groep liefhebbers, maar het christendom is ook klein begonnen. Waarmee ik Van Houten overigens niet tot martelaar wil dopen.
Nu boekhandels omvallen en uitgeverijen verkruimelen, is een boek als dat van Van Houten, ook al is het nog zo kruimelig uitgegeven, printing on demand, en ook al is het vormgegeven door iemand die net blind is geworden, een verademing. Zijn taal, bijna ouderwets van helderheid, is tijdloos. Zijn boek is, net als een aantal van zijn andere werken, een meesterwerk. Wie Van Houten niet leest, mist iets. Van Houtens boeken zijn geknipt voor mensen die Herbsttag Rilke kunnen dromen:
Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,
und auf den Fluren laß die Winde los.
Befiehl den letzten Früchten voll zu sein;
gieb ihnen noch zwei südlichere Tage,
dränge sie zur Vollendung hin und jage
die letzte Süße in den schweren Wein.
Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.