Het Pentagon verwacht dat de strijd tegen de Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS), tegen wie president Obama luchtbombardementen is begonnen, jaren gaat duren.
In een bericht op teletekst verklaart een Amerikaanse woordvoerder dat ISIS zich goed kan aanpassen aan veranderende omstandigheden, waardoor de beweging een serieuze bedreiging is die niet op korte termijn de kop kan worden ingedrukt. Wel zou de jihadisten al een flinke slag zijn toegebracht met het doden van zeventig ISIS-strijders en vijftig leden van aan Al-Qaida gelieerde groepen. Wie dit begrijpt, mag het zeggen. Mijn voorstellingsvermogen schiet het te boven.
Erger, ik begrijp helemaal niet waar de Amerikanen mee bezig zijn. Tot begin dit jaar had nauwelijks iemand van ISIS gehoord. Dat veranderde na een spectaculaire opmars, waarbij de val van Mosul in juni als een grote schok kwam. Daarbij nam het Iraakse leger, waarin de Amerikanen miljarden hebben geïnvesteerd, de benen, waardoor Mosul, met meer dan een miljoen inwoners de derde stad van Irak, zomaar in handen viel van een stel wildemannen uit de woestijn. Dat zoiets kan gebeuren, lijkt mij iets om over na te denken. In Irak is niets wat het lijkt. Onder Saddam Hoessein kwam het al voor dat grote legers plotseling in het niets verdwenen, dat veronderstelde massavernietigingswapens niet bleken te bestaan (of niet werden gevonden), en dat complete tanks en gevechtsvliegtuigen uit het zand werden opgegraven. Nadat Saddam ten val was gebracht, werd de toestand nog mysterieuzer. De gevreesde dictator vluchtte en werd later in verwilderde toestand uit een hol onder de grond gehaald. Een mooi opsporingssucces, net als het elimineren van zijn beide zonen (ook in Mosul), maar verder werden de Amerikanen keer op keer verrast door onvoorziene omstandigheden. Om dan nu al te stellen dat ISIS en Al-Qaida met het doden van amper honderdtwintig strijders een flinke slag is toegebracht, lijkt mij voorbarig. Zeker als in hetzelfde bericht ook wordt verteld dat de strijd tegen de Islamitische Staat nog jaren gaat duren. Dat is op z'n minst tegenstrijdig. Of een slag in de lucht.
Er zijn tijden geweest, bij de eerste Golfoorlog in 1991, dat bij de Amerikanen de Powell-doctrine gold. Volgens Colin Powell, een generaal wiens denken door de Vietnamoorlog was bepaald, moesten de Amerikanen alleen militair interveniëren als ze een overweldigend overmacht konden opbouwen, een duidelijk politiek doel hadden, steun hadden aan het thuisfront, van de overwinning op het slagveld waren verzekerd, en een idee hadden wanneer de klus geklaard was en ze weer huiswaarts konden keren. Zulke oorlogen bestaan alleen op papier, de praktijk is altijd weerbarstiger. In de Powell-doctrine is geen ruimte voor een oorlog die Amerika wordt opgedrongen, wat Obama een 'war of necessity' noemt. De Powell-doctrine spoort beter met de 'war of choice', die Amerika voor het laatst in 2003 heeft gevoerd. Toen riep George W. Bush drie weken na de val van Saddam Hoessein 'mission accomplished' uit, woorden die hem de rest van zijn presidentschap zijn blijven achtervolgen.
Bij Barack Obama zien we nu iets soortgelijks, vanuit een tegenovergesteld uitgangspunt. De president die oorlogen zou beëindigen en geen nieuwe beginnen, heeft het nu over een 'offensief van de noodzaak'. In de strijd tegen ISIS lijkt de machtigste man ter wereld een speelbal van de gebeurtenissen geworden. Daarbij is niet duidelijk tegen wie Amerika vecht, wie de bondgenoten zijn, of er een einde in zicht is. De Islamitische Staat wordt door velen ineens gezien als een helder te onderscheiden entiteit, maar een echte staat is het niet en de jihadisten worden pas sinds een paar maanden serieus genomen. Amerika reageert in plaats van te ageren. De onthoofdingen van twee Amerikaanse journalisten gaven de doorslag om te interveniëren, meer dan de grote volksverdrijvingen (van Yazidi's en Koerden) die sinds de opmars van ISIS hebben plaatsgevonden. Amerika beschikt weliswaar over Arabische bondgenoten, maar die zijn verraderlijk en spelen een dubbelrol. Qatar stond tot vorige week nog aan de andere kant. De rol van de echte strategische bondgenoot, NAVO-partner Turkije, is evenmin duidelijk. Een VN-mandaat, altijd een voorwaarde voor steun van juristen en Europese regeringen, is er niet. En van een heldere strategie, waarbij bijvoorbeeld Mosul en Raqqa moeten worden ontzet, is geen sprake. Met de strijd tegen ISIS staat Washington nu ineens aan de kant van Bashar al-Assad, tegen wie vorig jaar nog militaire strafacties waren gepland. Er is geen idee hoe de regio eruit zal zien nadat ISIS is verslagen. Komt er dan een Koerdische staat? Vult Turkije alsnog het ontstane vacuüm in Noord-Syrië en Noord-Irak op? Maken de Amerikanen zich toch weer op voor jarenlange betrokkenheid in een regio waar ze slechts vijanden hebben? Kan het ISIS-kalifaat wel uit de lucht worden verslagen? Wat te denken van al die terreurgroepen die plotseling van naam en kleur veranderen? Kun je in zo'n omgeving, als je dan toch oorlog gaat voeren, niet beter op jouw voorwaarden een 'war of choice' aangaan dan een 'war of necessity' waarbij anderen de regie bepalen?
Vragen, vragen, vragen. Wat ik knap vind is dat de meeste experts meteen al een idee hadden van wat ISIS is, hoe deze beweging aan manschappen komt, aan geld, aan wapens en aan logistieke middelen, zonder dat goed is uitgelegd hoe deze woestelingen een eigen (islamitisch) bestuur kunnen opzetten. Het communistische bewind in Noord-Vietnam en de guerrilla's van de Vietcong in Zuid-Vietnam waren daartoe in staat, maar zij waren in een bevrijdingsoorlog van dertig jaar verwikkeld tegen eerst de koloniale Fransen en later de Amerikanen (en in 1979 nog in een grensoorlog met China). Maar de ISIS-strijders bestaan uit videobeulen uit Londen, gelovige 'echtparen' uit Den Haag en Huizen, weggelopen moslimtieners uit België en Frankrijk, en ook nog eens duizenden Turken die zich aangemoedigd voelen door het verzet van hun eigen regering tegen het bewind van Assad. Ze schijnen aan bankovervallen te doen (de banken in Raqqa en Mosul zullen nu toch wel leeg zijn?) en verkopen olie voor - zegt men - acht miljoen dollar per dag (worden er bonnetjes bijgeleverd?). Ook schijnen zij te worden aangevoerd door opstandige soennitische officieren uit het leger van Saddam die tien jaar geleden de benen hadden genomen. Misschien passen deze mannen zich goed aan veranderende omstandigheden aan. Maar het lijken me geen Vietnamezen die tussen 1965 en 1972 duizenden tapijtbombardementen van B 52's hebben doorstaan.
Als ik Obama was geweest, had ik met ingrijpen gewacht. Zelfs het diplomatieke voorspel tot de omstreden Irak-oorlog, dat in de zomer van 2002 begon, nam minimaal negen maanden in beslag. Dan is een luchtoorlog beginnen tegen een tegenstander die vier maanden geleden nog onbekend was wel erg snel. En erg ondoordacht. Nog ondoordachter dan de manier waarop George W. Bush Irak binnenviel. Maar misschien speelt Obama een fantastisch spel, waarbij hij met zijn luchtacties tegen ISIS de Arabische 'bondgenoten' van Amerika over de streep heeft getrokken om eindelijk zelf eens iets te gaan doen tegen de gekte die al vijfendertig jaar het hele Midden-Oosten terroriseert. Amerika kan niet eindeloos het voortouw blijven nemen. Dat zou dan een briljante strategie zijn, waarbij de Amerikanen na op het slagveld voldongen feiten te hebben gecreëerd weer stiekem de benen kunnen nemen. Alleen zie ik die strategie nog niet, wat ook niet zo gek is, want een echte strategie om een spook als ISIS te bestrijden heeft niemand. Dus ook Obama niet.
Ik verlang nog weleens terug naar de Powell-doctrine. Die begreep ik tenminste. Maar van Powell weten we ook dat hij een trouwe soldaat was, loyaal aan elke president. En dus ook op hoop van zegen tegen ISIS ten strijde was getrokken. Strategie of geen strategie.