In de 19e eeuw veranderde de blik op het dier. Er staat dan een nieuw soort kunstenaar op, de 'animalier', die het dier als dier wil afbeelden, zo laat het Joods Historisch Museum zien. Een kunstzinnige opmaat voor het echte werk aan de overkant: het 175-jarige Artis.
De tentoonstelling
Beestenboel Dieren in de Kunst, die momenteel te bezichtigen is in het Joods Historisch Museum (JHM), hinkt een beetje op twee gedachten. Aan de ene kant probeert men iets te vertellen over de rol die dieren al eeuwenlang spelen in de joodse (kunst)geschiedenis, maar tegelijkertijd wordt de aandacht ook gevestigd op de opkomst van dierentuinen in de 19
e eeuw. De link tussen deze themas wordt gevormd door de joodse kunstenaars
Joseph Mendes da Costa,
Samuel Jessurun de Mesquita en
Jaap Kaas, die in de eerste helft van de 20
e eeuw vrij veel in Artis rondhingen om daar beestjes te bestuderen. Helemaal geïnspireerd door de wonderlijke dierenwereld gingen ze vervolgens thuis aan de slag en kwamen met fraaie kunstwerken op de proppen, waarvan u er een aantal kunt zien op de expositie en in Artis zelf natuurlijk, dat dit jaar 175 jaar bestaat. U kunt bij de kassa van het museum niet voor niets vrij voordelig een combi-ticket kopen waarmee u de tentoonstelling kunt bezoeken en ook naar Artis kunt.
Heel toevallig had ik in hetzelfde weekend dat ik het JHM bezocht ook al een dagje Artis gepland, dus dat kwam dan wel mooi uit, maar van tevoren had ik me op een ander soort tentoonstelling voorbereid. Ik verwachtte een soort tocht door de geschiedenis van het jodendom, waarbij de nadruk zou liggen op de rol die dieren spelen in hun traditie. Denk hierbij aan de symbolische of ceremoniële functie die ze hadden. En dan dus veel kunst waarin dat getoond zou worden, zoals bijvoorbeeld een schilderij waarop te zien is hoe Abraham uiteindelijk toch maar een ram offert in plaats van zijn zoon Izaäk, of een servies met op de kopjes en schoteltjes afbeeldingen van alle dieren die meereisden met Noach op zijn Ark. Dat soort kunst & kitsch dus.
Al snel wordt echter duidelijk dat op een paar voorwerpen na dit niet de insteek is van deze bescheiden expositie, al begint het naar verwachting: de tekst aan het begin vertelt ons dat dieren altijd een prominente plaats hebben ingenomen in de joodse traditie en zeker in de beeldende kunst. Als weergave van de natuur, als allegorie of als symbool van een bovennatuurlijke verschijning. Dan leren we dat in de 19e eeuw de blik op het dier in het algemeen sterk veranderde. Er staat dan een nieuw soort kunstenaar op, de zgn. 'animalier', die zich specialiseert in de realistische weergave van dieren. En waar gaan deze mensen heen om dieren te bestuderen? Juist, naar de dierentuin.
In 1838 werd Artis opgericht, de eerste dierentuin van ons land. In deze periode schoten in heel Europa de dierenparken als paddenstoelen uit de grond, onder invloed van de verlichtingsidealen. In het begin werden ze vooral geschikt geacht voor wetenschappelijk onderzoek, maar al snel werden ze ook opengesteld voor het grote publiek ter lering ende vermaeck. Het doorsnee gezin kon nu dus gezellig een dagje aapjes gaan kijken, maar Artis, gelegen in het centrum van de toenmalige jodenbuurt, werd ook een ontmoetingsplek voor de buurtbewoners. Zo verkreeg de dierentuin een belangrijke plek in het joodse sociale leven en dit maakte het mogelijk voor diverse joodse kunstenaars om bekendheid te verwerven als dierkunstenaars.
We maken kennis met de drie prominente joodse kunstenaars die ik hierboven al noemde; Da Costa, De Mesquita en Kaas. Stuk voor stuk Amsterdammers die in hun werk veel aandacht aan dieren besteedden. Da Costa (1863-1939), één van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars die in art-decostijl werkte, is bekend van zijn beeldhouwwerken aan gebouwen. Vooral apen en uilen waren favoriet bij hem en veel van zijn kunst is nog terug te vinden in het Amsterdamse straatbeeld. De Mesquita (1868-1944) profileerde zich meer als sierkunstenaar. Hij hield van exotische dieren -die hij voornamelijk uit Artis kende- en maakte vele houtsneden en etsen waarin deze centraal stonden. Jaap Kaas (1898-1972) tenslotte was misschien wel de grootste dierenliefhebber van het stel; hij woonde vlakbij Artis, dat hij als zijn tweede thuis beschouwde. Hij was bijna altijd in de dierentuin te vinden en maakte talloze beelden en sculpturen van haar bewoners. Dit leverde hem op den duur de officieuze titel beeldhouwer van Artis op.
De tentoonstelling voert ons langs werken van o.a. deze kunstenaars. We zien veel schetsen, schilderijen en beelden, terwijl op de achtergrond dierengeluiden klinken. Dit waarschijnlijk om de juiste sfeer te creëren, of anders om de bezoeker alvast in de stemming te brengen voor een rondje Artis. Zoals ik al eerder opmerkte is de expositie niet bijzonder groot wij liepen er vrij snel doorheen maar men krijgt een aardige indruk van het werk van de dierkunstenaars. Het was echter nog leuker om een dag later Artis te bezoeken en daar de beesten in levenden lijve te bewonderen, terwijl we hier en daar een
sculptuur van Jaap Kaas tegenkwamen. Hee, is dat niet ? Inderdaad. Leuk om daar wat alerter op te zijn dan normaal. Dus: eerst naar het Joods Historisch Museum en dan op naar de dierentuin!
Het Hangbuikzwijntje in Artis van Jaap Kaas. Circa 1960. Te zien in Artis.
Beestenboel is nog te zien t/m 1 september in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. Artis viert dit jaar zijn 175 jarig bestaan. Op de Artis-website is er nog volop plaats voor publicatie van historische foto's van bezoekers.