Bashar al-Assad heeft geen zin om het bijltje erbij neer te gooien.
De Syrische president Bashar al-Assad is niet van plan om af te treden. Dat heeft hij kort voor de vredesbesprekingen over Syrië zullen plaatsvinden in Geneva.
Nu.nl legt uit: ''Als we het op hadden willen geven, dan zouden we dat al in het begin hebben gedaan. De kwestie is niet aan de orde'', zei Assad volgens het Russische persbureau Interfax. De president sprak in Damascus tegen Russische parlementariërs.
Erg vreemd is dat niet. Assas staat er beter voor dan jaren het geval is geweest. Sterker nog, sinds het begin van de rebellie heeft hij zijn zaakjes niet zo goed voor elkaar gehad. Hij heeft weliswaar een deel van zijn land uit handen moeten geven, maar in de gebieden waar hij het nog steeds voor het zeggen heeft staat zijn macht buiten kijf. Daar komt bij dat zijn leger de rebellen de afgelopen maanden langzaam terug heeft geduwd en wat verloren gebied heeft veroverd.
Dat is natuurlijk geweldig als je Assad heet, maar het wordt nog mooier voor hem: sinds kort vallen de rebellen namelijk eerst en vooral elkaar aan. Het Islamitische Front en Al Qaida knokken elkaar al maanden de tent uit. De één begaat nog grotere misdaden tegen de menselijkheid dan de ander. En dat alles puur en alleen omdat ze beide de macht willen grijpen in gebieden waar Assad het niet langer voor het zeggen heeft.
Bovenstaande is nog niet eens alles: Assad kan namelijk nog altijd rekenen op de steun van Rusland, terwijl het westen van gekkigheid niet meer weet wat het moet doen. Tot eind 2013 steunde het westen diverse rebellengroepen, maar dat wordt niet langer als opportuun gezien, niet in de laatste plaats omdat de rebellen mogelijk nóg erger zijn dan Assad.
Als Assad zijnde moet je wel volstrekt van het padje zijn om de handdoek nú nog in de ring te gooien. Wat hem betreft gaat het op dit moment prima.
Het beste waar het westen nu op kan hopen is dat islamistische extremisten het niet permanent voor het zeggen krijgen in bepaalde regio's, terwijl Assad niet tegelijkertijd zo sterk wordt als hij eens was. Dat is al heel wat.