Officieren van Justitie zijn niet opgewassen tegen gewiekste advocaten.
De titel van dit stukje verbindt het strafrecht met de voetballerij. Het affiche Ajax-Barcelona belooft een ongelijke strijd waarin de Amsterdamse club hoogstwaarschijnlijk het loodje zal leggen. Dankzij het grote geld zijn in het Europese voetbal de verhoudingen helemaal scheef getrokken. Want een jaar of veertig terug waren de rollen nog omgedraaid. Ajax domineerde toen op de Europese velden, waar het vier finales van de Europcup I speelde en driemaal achtereen de beker mee naar huis mocht nemen. Barcelona was toen op Europees niveau een tweederangs club die in zijn historie slechts éénmaal de finale van de Europacup I had gespeeld en die finale bovendien had verloren (van Benfica in 1961). Een soortgelijke verandering heeft zich, zo lijkt het, in het strafrecht voltrokken. lk kan het niet hard maken, maar heb het sterke vermoeden dat de rollen weliswaar niet zijn omgedraaid, maar dat de strijd in de rechtszaal tussen advocaten en officieren van justitie destijds heel wat minder ongelijk was dan tegenwoordig. En ook hier speelt het grote geld een rol.
Voordat ik van plagiaat word beschuldigd: de titel van dit stukje en ook het onderwerp zijn geïnspireerd door de
column van Gerlof Leistra gisteren op de
site van
Elsevier. Aanleiding vormt de opheffing van het voorarrest van hoofdverdachte Dino S. in het grote Amsterdamse liquidatieproces. De zoveelste tegenslag van het Openbaar Ministerie in deze zaak en het zoveelste strafproces waarin geiwiekste advocaten het OM het nakijken geven.
Het OM heeft hard versterking nodig. Zon grote zaak als het liquidatieproces vergt inzet van de beste officieren. Nu is het Ajax tegen Barcelona. Een vrijwel kansloze wedstrijd.
Aldus Gerlof Leistra. Tja, hoe trek je zo gauw een blik 'beste officieren' open? Er lopen ongetwijfeld bekwame en gemotiveerde mensen rond bij het OM, maar de indruk bestaat dat echte kanjers die het kunnen opnemen tegen de topadvocaten die in dit soort processen de zware jongens verdedigen, met een lantaarntje zijn te zoeken.
En dat kan geen toeval zijn. De meest getalenteerde afgestudeerde juristen met specialisatie strafrecht zullen de voorkeur geven aan een carrière als afvocaat boven een loopbaan bij het Openbaar Ministerie. Hun core business wordt - kort door de bocht gesteld - het uit de gevangenis houden van zware criminelen. Laatstgenoemden beschikken tegenwoordig niet zelden over schier onbegrensde financiële middelen en zijn daarom in staat en bereid hun advocaten vorstelijk te belonen. Dan zou je als getalenteerde strafrechtjurist een dief van eigen portemonnee zijn als je voor een karig ambtenarensalaris bij het OM gaat werken.
Gevolg: de toppers zitten bij de advocatuur en het OM moet het doen met het tweede garnituur. Zo dreigen grote strafzaken te ontaarden in een ongelijke strijd, vergelijkbaar met een voetbalmatch Ajax-Barcelona anno nu. De underdog is niet kansloos, maar kan zich weinig fouten veroorloven. En fouten zijn gauw gemaakt in een strafzaak waarin alles draait om procedures. Voor slimme advocaten komt dit vaak neer op prijsschieten.
Een oplossing voor deze impasse is niet een-twee-drie gevonden. Hogere salarissen voor officieren van justitie? Misschien helpt het, maar zoiets ligt moeilijk in de ambtenarij. Bovendien vereist dat een hogere prioriteit voor criminaliteitsbestrijding ten opzichte van andere overheidsuitgaven, en de meeste politieke partijen in Nederland zijn nu eenmaal soft on crime.
Misschien loont het de moeite om het strafprocesrecht nog eens kritisch door te lichten. Een minder grote rol voor procedures en meer aandacht voor waarheidsvinding zouden kunnen bijdragen aan een evenwichtiger afhandeling van strafzaken. Populair gezegd: dat niet-ontvankelijk verklaren mag wel een onsje minder. Uiteraard zullen daartoe strekkende initiatieven niet altijd even lekker vallen in het conservatieve strafrechtwereldje. Maar zoals het nu gaat met die grote processen kan het niet langer. Volgens de vigerende regels is het ongetwijfeld allemaal dik in orde. Je kan je echter afvragen of die regels nog wel adequaat zijn.
Zonder onconventionele oplossingen gaan we het niet redden. In managersjargon heet dat: niet langer denken in problemen, maar denken in oplossingen.