-Paul Cliteur- 'Partijverboden: een fascistoïde instrument bij uitstek'

Opinie17 nov 2022, 14:00
Zoals Karlheinz Deschner beschrijft in God and the Fascists: the Vatican Alliance with Mussolini, Franco, Hitler, and Pavelić (2013) is een van de eerste dingen die een fascistische partij realiseert een partijverbod voor andere partijen. Het fascisme wil alleenheerschappij. Het wil een één partijenstaat. Een door fascistische partijen en fascistische leiders vaak opgevoerd motief is dan: zij moeten de staat beschermen tegen indringers. Tegen landverraders. Zij, de fascisten, verlenen die bescherming.
Nadat de fascistische partij alleenheerschappij heeft gerealiseerd, moeten de andere liberale vrijheden eraan geloven: de vrijheid van vereniging en vergadering in het algemeen, waarop de mogelijkheid tot vrije partijvorming is gebaseerd. De vrijheid van expressie die het mogelijk maakt de regering van het moment te kritiseren. Het recht op privacy dat ons een overheidsvrije ruimte geeft. De vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, want die verschaft ons een zekere onafhankelijkheid ten opzichte van de staat.
Partijverboden verhouden zich altijd ongemakkelijk ten opzichte van democratie. Niettemin schrijft NRC: “D66 wil een verbod op een partij mogelijk maken via uitbreiding van een bestaand wetsartikel dat al bij motorclubs kan worden toegepast.” NRC licht toe: “Het woord ‘partijverbod’ is niet langer taboe in de Haagse discussie over hoe om te gaan met anti-democratische uitspraken van Forum voor Democratie. Regeringspartij D66 opperde woensdag om het Burgerlijk Wetboek op korte termijn zo aan te passen dat politieke partijen makkelijker kunnen worden verboden. De partij pleit niet expliciet voor een verbod op FVD, maar wil wel dat justitie daar serieus naar kan kijken.”
Dat wil dus zeggen dat het voor D66 niet langer taboe is te flirten met het fascistoïde instrument van een partijverbod, speciaal gericht op de politieke partijen waarvan D66 hinder ondervindt.
Op zichzelf is het niet zo verbazingwekkend dat D66 dit voorstel doet. De partij heeft zich de afgelopen jaren doen kennen als een partij die het referendum heeft afgeschaft en die steeds verdere beperkingen van de vrijheid van expressie bepleit (woke). Een toenemend enthousiasme voor partijverboden past daarbij. Bovendien is het voorstel van D66 strategisch begrijpelijk, want de partij staat in de peiling van De Hond op 12 zetels verlies ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezingen uit 2021. De aanhang is gehalveerd.
Wat is het strategisch belang voor D66 bij versoepeling van de regeling voor partijverboden? Dat is dat partijverboden moeten worden gerealiseerd door de rechterlijke macht. En daar is D66 nu juist goed vertegenwoordigd. Wat D66 dus via parlementaire weg niet lukt, hoopt zij nu via “buitenparlementaire actie” te realiseren: partijverboden voor de politieke concurrentie, te realiseren via onafhankelijke (en dus niet te controleren) rechters.
Het voorstel van D66 is niet goed ontvangen. Niet alleen niet door FvD en PVV die de eerste kandidaten zijn voor en door D66 gewenst partijverbod. Ook binnen de rechterlijke macht kan men verwachten dat verstandige rechters zullen waarschuwen voor een al te gemakkelijk gebruik van het instrument van een partijverbod. Het zal namelijk de rechterlijke macht steeds verder doen politiseren. Onder de huidige omstandigheden is dat al een groot gevaar (“rechterlijk activisme”). Maar met intensivering van partijverboden loopt dat proces helemaal de spuigaten uit (democratie wordt dan veranderd in dikastocratie).
Moeten we dan wellicht zeggen dat van een partijverbod nooit of te nimmer sprake kan zijn in een democratie? Ook dat zou te ver gaan. Immers een democratie mag zichzelf wel beschermen tegen zijn eigen afschaffing. In de jaren dertig werd hierover geschreven door de Amsterdamse hoogleraar staatsrecht George van den Bergh (1890-1960). In 1936 publiceerde hij een rede met als vraag hoe een democratische staat met niet-democratische partijen moet omgaan, een rede die overigens ook fulltext beschikbaar is (zij het in het Engels). Van den Bergh kwam tot de bevinding dat je van een democratie niet kan vergen dat deze gedoogt dat deze via een meerderheidsbeslissing (op zichzelf dus “democratisch”) zichzelf laat afschaffen (“One man, one vote, once”). Een democratische staat mag zichzelf dus beschermen tegen “democratische zelfmoord” (mijn term, niet die Van den Bergh). Een partij die als doel heeft om langs parlementaire weg de democratie af te schaffen en te vervangen door een autocratie, een dictatuur of een totalitaire staat zou je – als dat gevaar werkelijk aanstaande is – mogen verbieden. Ook als democraat dus.
Bestaan dat soort partijen? Zeker, de fascistische partijen in de jaren dertig van de twintigste eeuw waren van dat soort partijen. Zij kondigden openlijk aan dat wanneer zij de meerderheid zouden halen zij de democratie zouden afschaffen. Ook partijen gelieerd aan de Moslimbroederschap zijn antidemocratische partijen die via het democratisch systeem de democratie in een theocratie willen veranderen. Die partijen zouden dus volgens de gedachte van Van den Bergh mogen worden verboden. Maar de vraag is – om met Umberto Eco te spreken – How to spot a fascist (2019)? How? Hoe herken je de fascistische partij? Dat is iets minder eenvoudig dan sommigen denken.
Paul Cliteur is de medeauteur van Populist and Islamist Challenges for International Law (2019): https://ap.lc/9Yh1d
Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten