Vandaag gaf prof. Paul Cliteur - ook columnist voor De Dagelijkse Standaard natuurlijk - zijn afscheidsrede als hoogleraar bij de Universiteit Leiden. Hij heeft die universiteit jaren- en nog eens jarenlang gediend, maar nu ligt die tijd achter hem. Hij is gepensioneerd - en zal dus meer tijd hebben om columns te schrijven voor uw favoriete website. Hoe dan ook, hier volgt zijn gehele afscheidsrede. Het is een schitterende rede, een geweldig laatste college van één van Neerlands meest indrukwekkende hoogleraren. Lezen dus!
Dames en heren, en nonbinairen,
Broeders en zusters en alles wat daartussen zit,
Lieve vrienden, beste collega’s,
Identiteitsgroep “Atheïsten, agnosten, sceptici en onverschilligen”,
Pastafaries,
Lipsianen,
Maar vooral beste studenten,
Dit is geen afscheidscollege, maar een uit de hand gelopen lezing voor Justus Lipsius. Mijn aanvankelijke bedoeling was het een praatje te houden over een nieuwe uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, namelijk De Wilde t. Nederland (2021). Ik las ook het boek van Erik Wouters over de strafbare religieuze belediging, een voortreffelijk boek dat ik aanraad aan mijn bachelorstudenten als model van een goede scriptie. Maar omdat mijn lezing voor Justus Lipsius samenviel met de datum van mijn pensioen waarvoor universiteiten de chique term “emeritaat” hanteren, is dit de afgelopen weken toegegroeid naar een “afscheidscollege”. Het zij zo, en ik zal proberen mij hier doorheen te slaan, zo goed en zo kwaad als ik dit kan.
Dat is overigens nog niet zo eenvoudig, want een “afscheidscollege” associeer ik met een officiële doodverklaring. En ik ben nog niet dood. Nog lang niet, mag ik wel zeggen. Ik zou zelfs willen zeggen “Ik ga leven”, om het boek te citeren van Neerlands meest spectaculaire literaire debuut Lale Gül.
Ik wil beginnen met Justus Lipsius te bedanken voor de organisatie van deze bijeenkomst. En ik wil de Almachtige bedanken dat Hij de hand heeft geleid van Erik Wouters bij het schrijven van zijn boek en dat Hij Mienke de Wilde de kracht heeft gegeven door te procederen tot aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg in een zaak die heel belangrijk is. Veel belangrijker dan u denkt. Dat ga ik uitleggen.
Op de een of andere manier hebben zowel dat boek van Wouters als ook die actie van De Wilde iets, zelfs veel, te maken heeft met mijn wetenschappelijk engagement van de afgelopen veertig jaar, en zeker de afgelopen twintig jaar. Ik veroorloof me een paar biografische opmerkingen.
In het jaar des Heren 1984 kwam ik aan, aan deze universiteit. Ik kwam van de Vrije Universiteit in Amsterdam waar ik 1 jaar student assistent was geweest bij mijn leermeester Henk Van Eikema Hommes. Die stond bekend als een conservatieve man. En één lid van de benoemingsadviescommissie, hoogleraar Jos Nota, hoogleraar, zag dat als een aanbeveling. Ik had niets noemenswaardigs gepresteerd, behalve het publiceren van 1 stuk over de door mij bewonderde filosoof Arthur Schopenhauer in het Hollands Maandblad. Maar dat had weer niemand gelezen. Zo ging dat in die tijd. Men dacht: “ach, die zal dat onderwijs wel aardig doen”. En ik ging mijn best doen.
In die tijd kon je ook zelf beslissen of je wilde gaan promoveren. Ik besloot van wel. In 1989 promoveerde ik op Conservatisme en cultuurrecht. Omdat ik zo “conservatief” was? Eerlijk gezegd geloof ik dat niet. Omdat ik zo dwars was? Ik geloof dat ook niet echt. Misschien wel omdat ik om de een of andere voor mijzelf althans onverklaarbare reden niet floreer in een atmosfeer waarin alle mensen hetzelfde denken. Wat dachten mensen in 1984? Die dachten wat John Rawls dacht. John Rawls was Onze Lieve Heer. Of liever: hij was Zijn Profeet. Het was de tijd van het opstapje tot The End of History dat vier jaar daarna, in 1989, zou worden uitgeroepen en dat voor onze polder betekende dat de PvdA en de VVD bijna de wereldvrede hadden gesloten. Rawls was een beetje liberalisme en een beetje socialisme. Sociaaldemocratie dus. En er was ook niet zoveel verschil tussen het onderzoeksprogramma sociale wetenschappen aan de universiteiten en wat men bij de Wiardi Beckmann Stichting als agenda naar voren schoof. Universitaire medewerkers, docenten en hoogleraren, waren allemaal lid van de PvdA. De WRR-leden: allemaal lid van de PvdA. De onderzoeksvoorstellen die genade vonden in de ogen van NWO: PvdA-voorstellen. De hele boel was diepgaand gepolitiseerd, maar omdat men in politiek opzicht allemaal precies hetzelfde dacht werd het helemaal niet als “politiek” herkend.
In die tijd schreef ik mijn boek over “Conservatisme”. Misschien ook wel gewoon uit nieuwsgierigheid. Om eens iets anders te lezen en te horen.
Van de grofweg 40 jaar die ik aan de universiteit van Leiden heb gewerkt stond de eerste 20 jaar in dat teken. Maar 9/11 2001 gooide dat omver. De geschiedenis begon weer. Er diende zich een nieuwe ideologische uitdaging aan: de jihadistische islam. En veel van wat ik heb geschreven tussen 2002 en 2022 heeft op de een of andere manier iets te maken met die nieuwe ideologische uitdaging. Dan ging het om thema’s als vrijheid van expressie, integratie, de scheiding van kerk en staat, secularisme, weerbare democratie – allemaal thema’s waarmee het ging om het doordenken van wat je tegenwoordig zou kunnen noemen “westerse vrijheden”. Hoewel zo’n term “westerse vrijheden” naar hedendaagse woke-inzichten natuurlijk schandalig, provocerend, xenofoob, racistisch en dus een reden tot reden tot ontslag vormt, heb ik wel 20 jaar mijn belangstelling daarop gericht kunnen houden. Voor die vrijheid ben ik de universiteit Leiden dankbaar.
Ging ik daarbij heel bewust te werk? Stond aan mij allemaal scherp voor de geest wat ik deed? Waar ik naar op zoek was?
Nou nee, pas nu, achteraf, denk ik te kunnen zeggen wat mij steeds voor ogen heeft gestaan de afgelopen 20 jaar. Dat is dit. Alles ging over art. 18 en artikel 9.
Art 18 en art. 9
Art. 18 UVRM en art. 9 EVRM, waarin hetzelfde staat, geeft ons een universeel recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Is dat erg spectaculair? Nee. Wat is echter wel spectaculair? Dat is het zinnetje dat volgt op de proclamatie van dat recht, zoals het geformuleerd is in art. 18 UV (Universele Verklaring) en art. 9 EV (Europees Verdrag). Dat zinnetjes luidt namelijk als volgt:
This right includes freedom to change his religion or belief.
Dus geïmpliceerd in de vrijheid van religie en geloof is de vrijheid om van religie of geloof te veranderen.
Enerzijds is dat volkomen vanzelfsprekend. Wat heb je namelijk aan een vrijheid van gedachte als je een eenmaal gedachte gedachte altijd op dezelfde manier moet voort-denken. Dat ís geen vrijheid van gedachte. Dan is de geest geketend.
Maar zo is dat ook met de vrijheid van religie. Een religie die je altijd op dezelfde manier moet voortzetten is geen vrijheid van religie.
Dit punt is zo voor de hand liggend dat weinigen in deze wereld het belangrijk genoeg achten om te benadrukken. Dat gebeurt dus ook niet.
De apostasie-clausule
De vrijheid om van geloof te veranderen en ook om van geloof af te vallen kan je voorzien van een eigen etiket. Dan zou ik zeggen dat daarvoor het etiket “apostasie” voor de hand ligt. En art. 18 UV (Universele Verklaring) en 9 EV (Europese Verdrag) vestigt dus een “recht op apostasie”. En de zin waarin dat gebeurt, zou je de “apostasie-clausule” kunnen noemen. Meer daarover kunt u lezen in de dissertatie waarop Mirjam van Schaik onlangs aan deze universiteit promoveerde.
We kunnen, nee moeten, die apostasie-clausule echter nog wat verder differentiëren. De apostasie-clausule vestigt een recht op:
1. Apostasie
2. Ketterij
3. Blasfemie
Dat eerste, apostasie, is al duidelijk. Het tweede, ketterij, behoeft enige toelichting. Ketterij is het ontwikkelen van heterodoxe geloofsinhoud. Het geeft aan dat gelovigen het door de staat beschermde recht hebben om een religieuze stellingname in een andere richting verder te ontwikkelen dan volgens de officiële kerkelijke richting geoorloofd is. Om het heel direct te stellen: volgens de apostasie-clausule moet de staat garanderen dat een katholiek een protestant kan worden. De staat moet garanderen dat een soenniet een sjiiet kan worden. Dat recht, het recht om via ketterij, over te gaan tot een ander geloof, is de motor geweest voor alle religieuze verandering in de wereld. Alle grote religiestichters zijn begonnen als ketter. Dat wil zeggen: zij zijn vertrokken vanuit een bepaald geloof om een nieuw geloof te ontwikkelen. Jezus Christus, de profeet Mohammed, om maar de bekendste religiestichters te noemen, begonnen als ketters.
Deze waarheid is contra-intuïtief en daarom zal ik het nog iets verder uitwerken. Laten we het illustreren aan de hand van de drie monotheïstische godsdiensten met als de grote leidsmannen Mozes, Jezus en Mohammed.
Vanuit het mozaïsch perspectief is het christendom een vorm van ketterij. Immers de christen, te beginnen met Christus zelf, ontwikkelt de religie van het jodendom in een andere richting. Hij krijgt dan het verwijt een “apostaat” te zijn of een “ketter”. Maar de christen denkt dat hij de “ware religie” gevonden heeft. Iets waarvoor het jodendom eigenlijk alleen maar een opstapje was.
Met de ontwikkeling van het christendom naar de islam die zich in de 7e eeuw aandient, zien we hetzelfde. Een boek over de wijze waarop de islam in de Middeleeuwen door christenen werd getypeerd was: The sum of alle heresies. De optelsom van ketterijen, zoals de titel van een boek luidt over dit onderwerp door Frederick Quinn.
Maar wat je ook in de geschiedenis van de wereldreligies kan onderkennen, is dat nadat die religiestichters als ketters zijn begonnen zij vaak met draconische maatregelen hebben geprobeerd om ketterij binnen hun eigen nieuwe godsdienst te bestrijden. De islam beschouwt Mohammed als het zegel van de profeten. Dat wil zeggen: elke hervormer van de islam ná hem is altijd een apostaat, ketter of blasfemist.
Wat heeft die blasfemie, het derde onderdeel van de apostasie-clausule nog voor plaats in dit geheel? Dat is dat blasfemie of godslastering (wat hetzelfde is) een onderdeel is van de vrijheid van expressie maar dan voor speciaal religieuze aangelegenheden. Blasfemie is eigenlijk de vrijheid van meningsuiting toegepast op religie.
Strafbaarstelling van apostasie, ketterij en blasfemie
In de meeste landen in de wereld zijn apostasie, ketterij en blasfemie wel op enig moment in de geschiedenis strafbaar gesteld. In vele westerse landen is dat nu niet meer het geval. Maar buiten de westerse wereld (en die is groot, zoals het Westen zich begint te realiseren, en zij wordt steeds groter) is dat nog onverkort het geval.
De – laten we het maar even noemen – “onheilige drie-eenheid” van apostasie, ketterij en blasfemie is een enorm probleem. Dat leidt tot directe botsingen tussen de Pakistaanse, Saoedische, Iraanse of Afghaanse overheid enerzijds en hun burgers anderzijds die de apostasie-clausule uit art. 18 van de (Vermeend) Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in hun land komen opeisen, maar het leidt ook tot conflicten tussen die landen en de westerse wereld.
Het theoterroristisch probleem
Wat moeten we ons voorstellen bij dat conflict tussen The West en The Rest?
Onder andere dit. In The Rest, maar ook wel een beetje in The West, kan een groei van religieus fundamentalistische bewegingen worden onderkend. Echte probleemlanden zijn Pakistan, Afghanistan en Iran. Die landen zijn ook potentiële leveranciers van wat ik noem “theoterroristen”. Die “theoterroristen”, dat zijn mensen die niet alleen in hun eigen land, maar ook in het Westen wraak komen nemen voor wat zij zien als apostasie, ketterij en blasfemie. De “opiniedelicten” apostasie, ketterij en blasfemie worden op grote schaal gepleegd in het Westen, volgens deze theoterroristen.
De doelwitten van die theoterroristen zijn de usual suspects die u wel kent: Ayaan Hirsi Ali, Geert Wilders, Theo van Gogh, de voormalige redactie van Charlie Hebdo en de Franse leraar Samuel Paty. Maar wat u zich niet realiseert, is dat we hier te maken met een nog steeds onopgelost probleem. Als straks de film uitkomt over het leven van Lale Gül en haar boeken in het Duits, Engels, Frans en wellicht nog andere talen gaan verschijnen, dan zal dat belangstelling vanuit Pakistan genereren.
Wat is de oplossing?
Nu zal men zeggen: wat is de oplossing? En hoe verhoudt zich die oplossing tot het programma van vandaag? Wat heeft dit met het boek van Erik Wouters te maken? Wat heeft De Wilde t. Nederland hiermee van doen?
Ik begin met Wouters. Het boek van Wouters is een van de weinige boeken die het probleem rechtstreeks adresseert. Zijn boek gaat over de religieuze belediging en blasfemie. Maar de implicaties van zijn boek hebben te maken met het geheel van wat ik de “onheilige drie-eenheid” heb genoemd. Zijn boek maakt duidelijk dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg wegvlucht voor het probleem. De “oplossing” die het Hof voorstaat, is namelijk geen oplossing. Het is een overgave. Of om het met de boektitel van de Franse schrijver Houellebecq te formuleren: Soumission. Houellebecq zou over die uitspraak een mooie roman hebben kunnen schrijven.
Dat brengt ons op De Wilde t. Nederland. In zekere zin zien we hier hetzelfde als in E.S. t. Oostenrijk. De Wilde komt op voor radicale godsdienstvrijheid, E.S. ook. E.S. geeft religiekritiek. Volgens de heilige drie-eenheid moet dat worden ontmoedigd, maar volgens de apostasieclausule in art. 18 UV en 9 EV is dat een belangrijk recht dat ook door de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst wordt beschermd.
De Nederlandse Raad van State en het Europese Hof achten dat “provocerend”. Veel mensen denken ook dat het praktiseren van de apostasie-clausule geen ander doel kan hebben dan “beledigen”, “choqueren”, “provoceren”, “uitdagen”. Maar ik zie dat anders. Ik zie het als het redden van cultuurgoed. Ik zie het ook niet voornamelijk als een recht maar als een opdracht.
Je hebt de opdracht niet alleen het territorium van je land te verdedigen, maar ook het geestelijk erfgoed. De artikelen 18 UV en 9 EV behoren tot dat geestelijk erfgoed.
Wat hebben de Pastafaries hiermee te maken?
De pastafari-beweging beoogt onder andere de erkenning van een godsdienst die deze status vooralsnog onthouden is gebleven. De Nederlandse Raad van State en helaas ook het Europese Hof hebben dat bekrachtigd. De Raad van State, helaas afgezegend door het Europese Hof, hebben dat gedaan op basis van wat men kan noemen de “coherentie-eisen” die aan een godsdienst worden gesteld. Die coherentie-eisen zijn ontwikkeld in de jurisprudentie van het Hof. Dat zijn:
1. Cogency
2. Seriousness
3. Cohesion
4. Importance
Gemeten aan deze vier maatstaven zou dus de geloofsbelijdenis van de Kerk van het Spaghetti-monster niet kunnen worden erkend als “religieus”, maar bijvoorbeeld de Apostolische geloofsbelijdenis wel.
De pastafari-beweging, zo vond men, is een grap, ironie, satire – en dat kan niet als “godsdienst” gelden.
Ik heb daarop twee antwoorden. Allereerst dat als dat zo zou zijn, dan zou dat heel jammer zijn. Ik geloof dat in een tijd van toenemend fundamentalisme, van het sanctioneren van opiniedelicten, een tijd van toenemende intolerantie en ook geweld in de Naam van God, het heel verfrissend kan zijn inspiratie op te doen bij een beweging die zichzelf als religie typeert en die nog nooit vervolgingen op zijn naam heeft gekregen. De Kerk van het Vliegend Spaghetti-monster zou dus op zijn minst een bron van inspiratie moeten zijn voor andere godsdiensten. Maar het liefst zie ik haar erkend als godsdienst. Godsdienst direct uit handen van God. Godsdienst zoals Hij, Zij of Het het bedoeld heeft.
Een tweede punt is het pastafarisme in relatie tot de apostasie-clausule. In 1948 is de apostasie-clausule in de UV terecht gekomen. In 1950 is het in het EV herhaald. In 1993 is in de Kokkinakis-zaak uitgesproken dat de apostasie-clausule van bijzondere betekenis is voor de atheïsten, agnosten, sceptici en de onverschilligen. Nu lijken de Pastafaries mij niet erg onverschillig. Maar er is iets voor te zeggen om hen aan te duiden als atheïsten, agnosten of sceptici. En die genieten dus bescherming op basis van art. 9 EV, op gelijke voet met de religieus gelovigen. Dat betekent dat het voor de importantie van het pastafarisme niet uitmaakt of men het wil zien als een religieuze dan wel areligieuze beweging.
Waarom dit belangrijk is
Tot slot een opmerking over het belang van dit alles. Ik ben mij ervan bewust dat velen het pastafarisme zullen zien als een grap. Sommigen lachen daarom. Anderen vinden het een flauwe grap. Zoiets geldt ook voor E.S. Velen denken dat de religiekritiek van E.S. niet zo nodig is. Hoogstens heeft zij dat recht. Ik denk dat de mensen die daar zo over denken iets essentieels missen.
Natuurlijk gaat op dit moment de aandacht even uit naar een geopolitiek conflict tussen de Russische Federatie en de Oekraïne. Iets wat niet moet ontaarden in een conflict tussen de kernwapenmachten Rusland en Amerika.
Maar het conflict tussen The West en The Rest over de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst is ook een heel reëel conflict. Of misschien moet je het zo zeggen: het conflict over de interpretatie van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, over de interpretatie van art. 18 UV en 9 EV, is ook een reëel conflict. En u zult last blijven houden van theoterrorisme, zowel “home-grown” als geïmporteerd, zolang dat niet wordt onderkend.
Waar het mij vandaag om gaat, is dat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst nog steeds een Unvollendete is. De apostasie-clausule staat gewoon in art. 18 UV en art. 9 EV. In 1993 is bovendien door het Hof van Straatsburg in één van haar gelukkige momenten bepaald (E.S. en De Wilde waren misstappen) dat dit rechten geeft aan atheïsten, agnosten en sceptici. Maar toch is het zo dat de rechten van deze atheïsten, agnosten en sceptici over de gehele wereld met de voeten worden getreden. E.S. en De Wilde hebben hun godsdienstvrijheid onder art. 18 UV en 9 EV niet kunnen genieten. En dat is niet erg omdat zij daarmee zielig zijn, maar omdat daarmee aan ons allen iets onthouden is gebleven. Als natiestaten effectief willen worden in de strijd tegen het theoterrorisme zullen ze moeten beginnen met het recht op religiekritiek veilig te stellen.
Dit is, dames en heren, als ik mij even in deze traditionele termen mag uitdrukken, wat ik u vandaag had willen voorleggen.
Goed nieuws! DDS heeft nu een eigen app voor iPhone en iPad, en voor Android-toestellen. Download de app gratis en voor niets in de AppStore of in Google Play voor Android, en blijf altijd op de hoogte van het laatste nieuws. Oh, en als je de app hebt gedownload, laat dan even een 5-sterren recensie achter alsjeblieft. Dat is enorm belangrijk! Dank voor uw aandacht.
Dank aan Justus Lipsius voor de organisatie van dit prachtige event.
Dank aan mijn collega’s van de afdeling encyclopedie met wie ik zovele jaren aan deze problematiek heb mogen werken.
Dank aan mijn promovendi die onderdelen van dit betoog in monografieën hebben uitgewerkt op een manier die recht doet aan het belang van het onderwerp en waaraan geen recht kan worden gedaan in de enkele opmerkingen die ik hier vandaag over gemaakt heb.
Dank aan u allen die deze bijeenkomst met uw aanwezigheid hebt willen vereren.