Een speurtocht langs de randen van het zinnig zegbare.
Sommige gedachten zijn gedoemd om zéér dicht langs de rand van het zinnig zegbare te scheren. Ook kun je verdwaald raken in de rijkdom die het leven biedt – neem nu een boek waarop je stuit door stom toeval: uit een bespreking ervan maak je op dat het kernidee geniaal is, maar je gunt jezelf de tijd niet om het te lezen. Er is immers zoveel te doen. Tegelijk brengen de heldere en frisse voorjaarsdagen herinneringen boven aan vrouwen die je vroeger hebt bemind, maar die uit beeld gedreven zijn. Je kunt verstrikt raken in je eigen gedachten en sentimenten. Soms is het allemaal overweldigend.
Het bovenstaande raakt ook het archetypische van de schrijver, als een mijnwerker die uit de diepste schachten van het Zijn, de ruwe grondstof van het leven delft. Dat chaotische materiaal wordt omgesmolten tot zuivere en glanzende goudstaven, tot eenheden die meetbaar en behapbaar zijn. Zo kunnen chaotische periodes van het leven naderhand tóch een plek krijgen, als een traptrede naar hoger overzicht. De auteur als distillator van levensrijkdom.
Maar die laatste voorstelling is tegelijk idyllisch. Een wat oudere filosoof drukte me ooit op het hart dat mensen ook verdwaald kunnen raken in hun leven. Dat doet denken aan een boek dat ik nog langer geleden las: Grijze zielen (2004) van de Franse romanschrijver Philippe Claudel. Het gaat over een detective die zich jaren nadien opnieuw vastbijt in een nooit opgeloste zaak – bijna alle sporen zijn vernietigd en de herinneringen van de betrokkenen zijn vervaagd. Het boek gaat over het oplossen van dat wat per definitie onoplosbaar is. Over hoe iemand in zijn eigen gedachten verstrikt raakt en om zijn eigen as draait. De hoofdpersoon zoekt naar dat wat niet te vinden is en mijmert tegelijk over de zin van zijn zoektocht, wat ten slotte een dwangmatige gedachte wordt.
Dit alles brengt ons tot de Klinkende Toon. Op de Radboud Universiteit Nijmegen werd er vroeger ethiek gedoceerd door Chris Bremmers. Nu gebied de eerlijkheid te zeggen dat het meer ging over hermeneutiek en vooral fenomenologie. Zijn lessen draaiden meer om hoe de werkelijkheid zich aan ons toont dan om ‘hoe te handelen binnen die werkelijkheid’. Het ging dus om het zich opdringen van de werkelijkheid, om het ontsluiten van het Zijn. Veel meer dan om het bieden van richtlijnen voor acties.
Bremmers publiceerde weinig en profileerde zich nooit als iemand met een boodschap die belangrijk genoeg was voor een breed publiek. Hij akkerde door in stilte en bescheidenheid – hij koesterde de kleinschaligheid en op een dag brak zijn pensioen aan. Het ziet er zodoende naar uit dat hij zijn grootste filosofische meesterwerk – de leer van de Klinkende Toon – zal meenemen in zijn graf.
Soms herinner je je het idee niet meer, hoe het exact logisch in elkaar steekt, maar herinner je je enkel nog dat het idee briljant was. Het is dan alsof je een geniaal mechaniekje ziet – je ziet hoe alle onderdelen perfect op elkaar inhaken en een solide geheel vormen. Alles klikt vast, alle onderdelen hebben een plek. Je bent er onder de indruk van, maar je zou het naderhand niet zomaar kunnen nabouwen, want daarvoor was de aanraking te vluchtig. Het is je echter duidelijk dat het zonde zou zijn als het bouwplan van het mechaniekje verdwijnt.
Op dit punt treffen we onszelf aan in Grijze zielen. Je speurt naar een idee waarvan je wéét dat je collegeaantekeningen te onvolledig zijn voor een gedegen reconstructie. Je bent aangewezen op het aanschrijven van oude studiegenoten, maar ook zij komen niet verder dan vage herinneringen.
Nu zijn we over de helft van dit artikel – we meanderden over frisse lentedagen en de minnaressen die we in dromen opnieuw bezoeken en ontginnen – er is inhoudelijk nog niets gezegd over de Klinkende Toon zelf. Dat wordt hoog tijd.
Je kunt het wellicht vergelijken met de Tractatus Logico-Philosphicus (1922) van Ludwig Wittgenstein. Het Duitse woord hiervoor is Abhandlung en dat is beter dan het Nederlandse ‘verhandeling’. Afhandelen brengt de finale en definitieve kernkwaliteit ervan naar voren. Wittgenstein bouwt een ladder op met logische argumenten. Terwijl we de ladder beklimmen ontdekken we dat veel van de problemen waarmee filosofen zich bezighouden, onzinproblemen zijn. Het zijn problemen die ontstaan uit het manipuleren van taal. Als we de tekst uit hebben dan zijn we ‘genezen’ – we zien nu wat we eerder niet zagen. De ladder zelf is nu nutteloos geworden
Zo is het ook met de Klinkende Toon, want de Klinkende Toon duidt aan dat we betrokken zijn op dat wat zich ontsluit. Dat ontsluiten voltrekt zich altijd, en altijd al – het gaat erom dat wij de toegang ertoe vinden, dat wij het ons gewaar worden. De Klinkende Toon strekt zich uit tot ons, en wij kunnen ons daarvoor openstellen. Dan zijn wij er een bewust deel van en horen wij hem ook, en dit stelt alle esthetica en esthetische beschouwingen in een baanbrekend nieuw licht.
Alleen dat laatste – dat hoe het zich ontsluiten van de werkelijkheid nu precies baanbrekend gemaakt wordt – dat kan ik niet meer reconstrueren. Vanaf het begin was er reeds de implicatie dat deze uiteenzetting een oefening is in het zinvol getuigenis afleggen van dát wat niet direct mededeelbaar is. De Klinkende Toon ontsluit zich – je hoort hem of je hoort hem niet. Hoe je hem kunt horen, dat weten we alleen staande op de ladder van Bremmers.
Dan rest ons tot slot nog enige randopmerkingen die mogelijk behulpzaam kunnen zijn. In een gesprek met een collega-filosoof kwam de notie van de Klinkende Toon enige jaren terug weer bovendrijven. Nu had deze collega geen les van Bremmers – hij kon dus enkel afgaan op zijn intuïtieve verstaan van wat mijn gebrekkige omschrijving aanduidde. En tóch fascineerde die intuïtie hem, wat ons ertoe bracht om Bremmers te e-mailen, maar dit heeft niet geholpen.
Zo werden we aangewezen op onze eigen intuïtie, om de mogelijkheidsgronden van de Klinkende Toon als idee te reconstrueren. De speurtocht naar het idee, wordt zó zelf onderdeel van het idee, wat de speurtocht enkel fascinerender maakt. Op een zeker moment kun je er niet meer buiten denken en wordt een artikel in deze vorm geboren.
In een korte bijdrage verwijst Bremmers naar de dichter Lucebert en een werk van de Russische auteur Dostojevski. Daarin staat een veroordeelde op het schavot. Op het punt om te worden omgebracht vraagt hij één minuut uitstel. Bremmers wil weten waar die minuut uitstel naar verwijst: “Wat betekent dat minuutje? Is het een minuutje van niks? Van een blinde wil om te overleven? Of wijst het op nog iets meer en anders? Misschien op zoiets als ‘er is …’ en ‘ik ben er’ en wel zo dat ‘er is …’”
In mijn intuïtie valt de Klinkende Toon samen met het ontsluit zich en ik ben gewaar, of ten slotte: das Geräusch, het ruisen van het Zijn. De collega-filosoof interpreteert de Klinkende Toon als “het omgekeerde ‘Nichts das Nichtet’ van Heidegger, als eindput van conceptuele horizon of zelfs als constitutief principe”. De eindvraag is: in hoeverre kunnen we het principe dat ons de werkelijkheid laat kennen, zélf kennen? Of kunnen we dat niet doorgronden maar slechts gewaar zijn?
Op een zeker moment is er uitsluitend nog een toon die klinkt en een gewaarwording daarvan, een ‘dat er is’. Alle secundaire analyses – zoals naar de oorsprong en oorzaak van die toon – zijn weggevallen. Op dit punt is het beklimmen van de ladder voltooid. En daarmee is (voorlopig) ook voltooid, ons graafwerk naar sporen van een vervaagd gedachte-experiment.
Er is en ik ben erbij.
Steun Sid via BackMe – hij heeft uw steun meer nodig dan ooit.