Pakistan is een land met een dramatische staat van dienst als het aankomt op het garanderen van godsdienstvrijheid voor alle burgers (inclusief de vrijheid om van godsdienst te veranderen).
In 1948 is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens de godsdienstvrijheid in artikel 18 neergelegd als:
“Everyone has the right to freedom of thought, conscience and religion; this right includes freedom to change his religion or belief, and freedom, either alone or in community with others and in public or private, to manifest his religion or belief in teaching, practice, worship and observance.”
Het pijnpunt voor conservatieve en reactionaire regiems begint na “this right includes”. Want daarna wordt gezegd dat je ook van godsdienst afstand kan nemen. Van godsdienst kan veranderen. En in landen als Pakistan wil men het weliswaar mogelijk maken dat je voor de islam kan kiezen (een christen heeft de vrijheid om tot de islam over te gaan), maar beslist niet dat je de islam kan inwisselen voor christendom of erger (atheïsme, hindoeïsme).
In Pakistan en andere landen waar men een reactionaire vorm van islam wil laten zegevieren hanteert men daarvoor drie delicten 1. blasfemie (godslastering), 2. ketterij, 3. apostasie (geloofsverandering of geloofsafval). Deze zaken worden gewoon
gecriminaliseerd, soms met draconische straffen als de doodstraf. Het criminaliseren van alle drie deze zaken is in strijd met de mensenrechten, zoals gewaarborgd in de Universele Verklaring, want 1. Welke god je wil omarmen of afwijzen is aan het individu, 2. Welke opvatting van het geloof de juiste is mag de gelovige zelf uitmaken, 3. Of je van het geloof wil afvallen en welk geloof je daarna wil aannemen, is geheel aan de gelovige zelf om te beoordelen.
Pakistan probeert al jaren de aandacht van de eigen wandaden af te leiden als het aankomt op het garanderen van godsdienstvrijheid voor haar burgers door in de
Verenigde Naties te doen voorkomen alsof “islamofobie” het grote probleem zou zijn. Wat dat precies is, wordt doelbewust wat vaag gehouden. Men pendelt heen en weer tussen “moslimhaat” en ziekelijke afkeer of angst (“fobie”) van de islam.
Nu is “moslimhaat” natuurlijk verwerpelijk. Zoals “christenhaat” verwerpelijk zou zijn. Of “atheïstenhaat”. Of “socialistenhaat”. Maar dat er een speciaal probleem zou zijn met “moslimhaat” dat er niet zou bestaan met andere groepen, is een onbewezen stelling. Toch probeert Pakistan al jaren dat vuurtje aan te blazen en op 15 maart hebben ze een voetje tussen de deur gekregen binnen de VN. De Verenigde Naties hebben een
resolutie aangenomen om 15 maart uit te roepen tot Internationale Dag ter Bestrijding van
Islamofobie. De resolutie was ingediend door Pakistan en de Organisatie voor Islamistische Samenwerking, waar verschillende islamitische landen bij zijn aangesloten. De datum van 15 maart is gekozen omdat drie jaar geleden de terrorist Brenton Tarrant 51 moslims in
Christchurch, Nieuw-Zeeland, vermoordde.
We moeten hopen dat veel mensen zullen doorzien dat noch Pakistan, noch de OIS, geloofwaardige woordvoerders zijn als het aankomt op non-discriminatie, respect, de acceptatie van religieuze diversiteit of andere liberale waarden. Pakistan en de OIS proberen een vorm van reactionaire islam te verbreiden en de aandacht af te leiden van hun slechte staat van dienst als het aankomt op mensenrechten.