Decennialang werd vrijhandel gepresenteerd als een onbetwistbaar goed. Minder regels, lagere importtarieven en het wegnemen van handelsbelemmeringen zouden leiden tot meer welvaart en lagere prijzen. Maar dat is slechts theorie. In de praktijk is de wereldhandel ongelijk, bevooroordeeld en diep verweven met geopolitieke belangen.
Neem de Europese Unie. Die profileert zich als kampioen van vrije handel, maar vormt in werkelijkheid een van de meest gesloten economische blokken ter wereld. De import van rundvlees uit Argentinië of sinaasappels uit Brazilië is aan strenge quota, sanitaire voorwaarden en straffende tarieven onderworpen[^1]. Voor veel ontwikkelingslanden is de toegang tot de Europese markt dus allesbehalve vrij.
De Verenigde Staten hebben jarenlang de andere kant op gekeken. Als ’s werelds grootste consumentenmarkt fungeerde het land als economische spons voor de rest van de wereld. In 2023 bedroeg het Amerikaanse handelstekort 773 miljard dollar[^2]. Terwijl andere landen hun markten afschermden, bleven Amerikaanse exporteurs struikelen over buitenlandse importbelemmeringen[^3].
Met de terugkeer van Donald Trump naar het Witte Huis is daarin verandering gekomen. Zijn America First-beleid is geen isolationisme, maar een poging om de spelregels van de wereldhandel te herschrijven. Niet via logge multilaterale verdragen, maar door bilaterale onderhandelingen waarin de Verenigde Staten hun economische gewicht laten gelden.
Centraal staat het gebruik van importtarieven, gemiddeld rond de 25 procent, als strategisch instrument. Niet als doel op zich, maar als middel om herindustrialisering te stimuleren. Wanneer buitenlandse producten duurder worden, ontstaat er ruimte voor binnenlandse productie. Sinds de invoering van staal- en aluminiumtarieven in 2018 is de Amerikaanse staalproductie met 5 procent gestegen[^4]. Sindsdien is er voor meer dan 600 miljard dollar aan investeringen in de Amerikaanse maakindustrie aangekondigd[^5].
Het is een direct antwoord op de industriële kaalslag van de afgelopen decennia. Tussen 2000 en 2018 verdwenen er in de Amerikaanse industrie circa vijf miljoen banen[^6]. Volgens vooraanstaande economen is een aanzienlijk deel daarvan—mogelijk tot twee derde—het gevolg van import uit China[^7].
Trump stelt daar nu een hernieuwd industriebeleid tegenover, waarin de belangen van de Amerikaanse arbeider weer centraal staan. Voor andere landen mag dat oncomfortabel zijn, maar het is verdedigbaar. Elke president is in de eerste plaats verantwoordelijk voor het welzijn van zijn eigen burgers.
Vrijhandel werkt alleen als het ook eerlijk is. En eerlijkheid komt niet vanzelf. Die moet worden afgedwongen. Door slimme strategie, door harde onderhandelingen, en ja—soms ook door tarieven. Trump begrijpt dat. En of men hem nu bewondert of afwijst, zijn beleid kan op de lange termijn wel eens het fundament leggen voor een sterker, veerkrachtiger Amerika.
Eindnoten:
[^1]: Europese Commissie, EU Trade Barriers Regulation, 2022. Zie ook: WTO Trade Policy Reviews.
[^2]: U.S. Bureau of Economic Analysis (BEA), Balance of Payments Report, 2023.
[^3]: U.S. Census Bureau, Trade in Goods and Services, 2023.
[^4]: U.S. Department of Commerce, Impact of Section 232 Tariffs on Steel Industry, 2019.
[^5]: U.S. Treasury, Investing in America Report, 2024.
[^6]: U.S. Bureau of Labor Statistics, Manufacturing Employment Data, 2000–2018.
[^7]: Autor, Dorn & Hanson, The China Shock, American Economic Review, 2016.