Vorige week schreef ik dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in de begin juni uitgekomen studie naar ongelijkheid in Nederland beleidsaanbevelingen doet die zijn gebaseerd op links wensdenken in plaats van op wetenschappelijke cijfers.
De inkomensongelijkheid in Nederland is na tussenkomst van de overheid al 20 jaar lang min of meer niet veranderd en in internationaal perspectief gering. Daarom neemt de WRR zijn toevlucht tot een truc, door te wijzen op de primaire verdeling die veel ongelijker is geworden. Voor het uiteindelijke resultaat (de secundaire verdeling) is dat irrelevant, want de overheid fungeert als de grote gelijkmaker die verschillen in beloning en vermogen wegpoetst.
In het debat rond (on)gelijkheid wordt door sommigen wel beargumenteerd dat de mate van (on)gelijkheid niet zo relevant is, zolang iedereen er maar op vooruit gaat. President Kennedy zei ooit: A rising tide lifts all boats. De WRR-auteurs zien dat anders. Hun favoriete beeld als het gaat om inkomens(on)gelijkheid komt van een econoom (Albert Hirschman) die gretig werd geciteerd in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Hij schetst het beeld van twee tunnelbuizen waardoor verkeer gaat. De buizen zijn onderling niet verbonden (maar men kan elkaar blijkbaar wel zien ). Op een gegeven moment ontstaat er een file en komt het verkeer in beide buizen tot stilstand. Na enige tijd begint het verkeer door één buis weer te rijden, maar blijft in de andere stilstaan. Naarmate dit langer duurt, neemt de woede en frustratie in de buis met het stilstaande verkeer toe. En daar zijn we precies bij het punt dat de WRR wil maken: Minder geld hebben dan iemand anders is een probleem (p. 26). Het leidt tot sociale vergelijkingsangst en stress, meer gezondheidsproblemen en meer sociaal wantrouwen. De auteurs leunen hierbij sterk op werk van de Brit Richard Wilkinson, waarover later meer.
Als we deze redenering in een wat langer tijdsperspectief plaatsen, dan valt op dat iedereen in Nederland het nog nooit zo goed heeft gehad als in deze eeuw. Echter, omdat de een het beter heeft dan de ander en omdat de een wel heeft gespaard voor later en de ander niet, wordt de overheid in stelling gebracht om degene die woekert met zijn talenten en een appeltje voor de dorst heeft daarvan te beroven door het te geven aan de ander die hard werken niet zo nodig vond en die alles er doorheen heeft gejaagd. Toegegeven, dit is een gechargeerd beeld, want niet iedereen kan zijn of haar eigen lot in eigen handen nemen. Terug naar het statische perspectief dat de WRR hanteert. In werkelijkheid kun je van rijbaan veranderen, als de huidige weg waarop je zit onvoldoende perspectief biedt. Bovendien gaat het verdienen van geld door de één niet ten koste van de ander. Er is geen gefixeerd nationaal inkomen dat verdeeld moet worden over iedereen; jouw voorspoed gaat niet ten koste van de mijne.
Er is ook een punt dat de WRR niet wil maken en dat betreft de positieve aspecten van ongelijkheid. Er is veel onderzoek dat de positieve prikkelwerking hiervan op economische prestaties aantoont (naast gezond verstand), maar daar wijdt deze studie slechts één alinea van vier zinnen aan (op p. 26).
Nu terug naar de heer Wilkinson. In 2009 publiceerde hij met Kate Pickett (beiden van huis uit epidemiologen) een boek met de titel The Spirit Level. Why Equality is better for everyone, dat nogal veel positieve belangstelling trok van journalisten die zendingswerk als hun voornaamste motief hanteren i.p.v. enigszins objectieve berichtgeving. Wilkinson en Pickett schreven zowat alle hedendaagse zegeningen op het gebied van gezondheidszorg en welk ander sociaal terrein toe aan een gelijkmatige inkomensverdeling. Daarbij bekommerden ze zich niet zo zeer om oorzaak en gevolg en andere mogelijke verklaringen zoals cultuur en historie. Wilkinson en Pickett meten alleen correlaties en geen causaliteiten. De ontvangst van hun werk doet kortom nogal sterk denken aan de omgang met het boek van Thomas Piketty, dat ook in ideologisch goede aarde viel. Piketty is overigens bevriend met de heer Wilkinson. Gezamenlijk runnen zij een website waarop gepleit wordt voor meer gelijkheid. De WRR-studie bevat een hoofdstuk met een (kritiekloos) interview met de heer Wilkinson, waaruit duidelijk wordt dat de auteurs nogal idolaat van hem zijn. Ook mocht hij vorig jaar naar Den Haag komen om voor een door de WRR geselecteerd publiek een lezing te houden over ongelijkheid.
Het boek van Wilkinson en Pickett lokte nogal wat kritiek uit, door hen veelal afgedaan als rechts geschreeuw gefinancierd door big business thinktanks. Dat neemt niet weg dat ook dergelijke critici een punt kunnen hebben. Vernietigend is dit stuk van twee wetenschappers in The Guardian (toch een onverdachte bron), met een hilarische opmerking die veelzeggend is. Wilkinson en Pickett stellen dat als het Verenigd Koninkrijk net zon gelijkmatige inkomensverdeling zou hebben als Zweden het aantal moorden per 1000 inwoners met 75 procent zou kunnen dalen. Het aantal moorden per 1000 inwoners in het VK is echter lager dan dat in Zweden.
Het is goed om te constateren dat het geklaag van linkse beleidsmakers en wetenschappers, die een deel van de feiten weglaten, over de vermeende scheefheid in de inkomens- en vermogensverdeling in Nederland het nodige aan weerwoord heeft uitgelokt (zie b.v. ook diverse publicaties in weekblad Elsevier). De kretologie uit deze hoek is bestreden met feiten en cijfers. Daarmee is (helaas) niet gezegd dat het debat is beslecht. De fixatie in ons land op verdelen moeten we verleggen naar verdienen. Dat is productiever en economisch duurzamer (zie de opmerking van Kennedy aan het begin van dit stuk). Ooit was de WRR (hoe gemankeerd ook) ook die gedachte toegedaan.