Hoe zou Drees nu aankijken tegen uitkeringsmigratie, graaiende PvdA-bestuurders, Straatsburgse bemoeizucht en Europese bodemloze putten?
De sociaaldemocraat
Willem Drees (1886-1988) werd direct na de oorlog minister van sociale zaken en was van 1948 tot 1958 minister-president van Nederland. Het waren de jaren van de dekolonisatie van Indonesië en van de wederopbouw, maar ook van een heroriëntatie in onze internationale betrekkingen (RvE, NAVO, EGKS, EEG).
TroepenHoewel niet uitgesproken charismatisch, was Drees in het naoorlogse Nederland mateloos populair. Geen ideologische scherpslijper, maar een pragmatisch politicus die betrouwbaarheid uittstraalde en goed met politici van andere partijen kon samenwerken. Hij ging daarbij soms tot het randje, zoals in de Indonesische kwestie: "De Nederlandse troepen zijn nu eenmaal niet voor niets naar Indië gegaan" verzuchtte Drees in 1947 in de ministerraad en vervolgens stemde hij in met de
Eerste Politionele Actie, dit terwijl militair ingrijpen in de opstandige kolonie binnen zijn eigen partij, de PvdA, zeer omstreden was.
Vadertje Drees
Dat Drees populair was had natuurlijk ook te maken met zijn Noodwet Ouderdomsvoorziening (de voorloper van de AOW) die hem de troetelnaam 'vadertje Drees' bezorgde. Drees wordt wel beschouwd als de grondlegger van de - bij veel lezers van deze website impopulaire - Nederlandse verzorgingsstaat. Dat er op sociaal gebied iets moest gebeuren was toen in het door crisis en oorlog verarmde Nederland onvermijdelijk. Maar dat die verzorgingsstaat in de loop der jaren volledig uit de hand is gelopen heeft Drees gewild noch voorzien. Meer dan eens liet hij in latere jaren blijken dat dit hem een gruwel was.
Uitkeringsmigranten
Drees heeft in 1971 zijn lidmaatschap van de PvdA opgezegd uit onvrede met de linkse koers van die partij. In zijn laatste publicatie 'Herinneringen en Opvattingen' uit 1983 laat hij zich kritisch uit over de vele immigranten die ongehinderd Nederland konden binnenkomen om vervolgens door te stromen naar de uitkeringsloketten. Daar waren volgens de hoogbejaarde staatsman die uitkeringen nooit voor bedoeld geweest. Wie in die tijd zulke uitspraken deed kon zijn verdere carrière wel vergeten. Drees kon men natuurlijk niets maken, die werd eenvoudig doodgezwegen.
MariakaakjeNatuurlijk kunnen we er op deze plaats niet omheen: de beroemde maar apocriefe
anekdote over het mariakaakje dat de Amerikaanse topdiplomaat Averell Harriman kort na de oorlog ten huize van Drees aan de Haagse Beeklaan geserveerd kreeg bij de thee. Deze karige versnapering, en meer in het algemeen de sobere levensstijl van de minister-president, zouden Harriman tot de overtuiging hebben gebracht dat de hulpgelden van het Amerikaanse Marshallplan goed waren besteed aan Nederland.
Cursus Spaans
Trekken we dit door naar het heden: een PvdA-wethouder die belastingeld doorsluist naar een stichting waarvan hij zelf bestuurslid is zou in de ogen van Drees geen genade hebben gevonden. Zo ook een PvdA-burgemeester die wachtgeld gaat ontvangen, maar op zijn minst de schijn wekt zich in het zonnige Spanje aan zijn sollicitatieplicht te willen onttrekken en dan ook nog even op de valreep een cursus Spaans bij zijn gemeente declareert. Ik bedoel maar.
Straatsburgse bemoeizuchtDe afgelopen week werden we getrakteerd op dat
bizarre rapport van de Mensenrechtencommissie van de Raad van Europa (RvE) te Straatsburg. Drees had een gezonde argwaan tegen de expansief denkende activisten in Straatsburg. Zoals we in
De Aanval op de Natiestaat van Thierry Baudet (blz. 162) kunnen lezen was hij tegen ratificatie door Nederland van het verdrag dat de instelling regelde van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als orgaan van de RvE. Helaas wordt niet vermeld waarom Drees uiteindelijk toch bakzeil haalde.
Daar gaan onze centjesEn wat te denken van deze anekdote die mij inspireerde tot het schrijven van dit stuk, en die ik optekende uit een co-referaat van Sheila Sitalsing, afgelopen zaterdag gepubliceerd in
de Volkskrant. Tijdens onderhandelingen tussen de regeringsleiders van de EEG zonderden de Franse premier Guy Mollet en de Duitse bondskanselier Konrad Adenauer zich af voor een onderonsje, waarop Drees gemompeld zou hebben: "Daar gaan onze centjes".
Geweldig dat Drees toen al inzag dat 'Europa' in potentie een armoedemachine is. Daar kan Diederik 'een beetje voor elkaar garant durven staan in Europa' Samsom nog wat van opsteken. Balans
Drees heeft in de naoorlogse jaren gezorgd voor de politieke stabiliteit die Nederland nodig had om de gevolgen van de oorlog te boven te komen. Hij heeft daarbij natuurlijk ook fouten gemaakt. Met de kennis van nu zou je kunnen zeggen dat Drees met zijn keuze voor de militaire optie in de Indonesische kwestie - om met Ben Bot te spreken - 'aan de verkeerde kant van de geschiedenis' heeft gestaan. Dat hij het uit de hand lopen van de verzorgingsstaat niet heeft zien aankomen is ook een netelige kwestie. Maar toen dat eenmaal duidelijk werd was hij ook niet te beroerd om zich daarover kritisch uit te spreken, hoewel dat slecht lag bij de hardliners in de PvdA. Welhaast profetisch waren de bedenkingen die Drees koesterde tegen de Europese integratie. De gevaren, zoals Straatsburgse bemoeizucht en financiële plundering door Brussel, stonden hem helder voor de geest. Het is dan ook jammer dat als het er echt op aankwam hij zich altijd neerlegde bij de hoofdstroom die 'Europa' helemaal zag zitten. Als pragmaticus probeerde hij het beste ervan te maken. Zo bezien was Drees toch meer een 'burgemeester in oorlogstijd' dan een Nederlandse Churchill.