Barack Obama heeft zich vooral als de anti-Bush gepresenteerd. Het is duidelijk waar hij tegen is, maar waar is hij voor?
Obama won de verkiezing van 2008 deels op zijn belofte om de oorlog in Irak te beëindigen. Ook zijn besluit om de Amerikaanse troepenmacht in Afghanistan gestaag terug te trekken is populair. Terwijl de strijd tegen moslimterroristen nog wereldwijd woedt, speelde de president tijdens zijn herverkiezingscampagne vorig jaar in op de oorlogsmoeheid van het Amerikaanse volk en beweerde hij dat terreurorganisatie Al Qaeda op zijn laatste been stond. Sindsdien heeft hij bepleit dat er ooit een einde moet komen aan de 'oorlog' tegen het terrorisme die zijn voorganger, de Republikein George W. Bush, afkondigde.
Het aantal aanvallen met onbemande vliegtuigjes in Jemen in Pakistan is weliswaar uitgebreid en ook de terroristengevangenis in Guantánamo Bay is nog niet gesloten; Obama heeft duidelijk afstand genomen van het buitenlandse beleid van zijn voorganger. Niet alleen in het Midden-Oosten. Obama kondigde een reset aan in de verhoudingen met Rusland. Hij was bereid te praten met anti-Amerikaanse regimes als Iran en Noord-Korea. En hij vond dat het zwaartepunt van het Amerikaanse buitenlandse beleid van het Midden-Oosten naar Oost-Azië moest verschuiven.
Veel is er niet van terechtgekomen. De onrust in het Midden-Oosten eist nog altijd de Amerikaanse aandacht op waardoor de zogenoemde pivot naar Azië moeilijk van de grond komt. De banden met Rusland zijn sinds de jaren negentig niet zo slecht geweest. Obama's beleid van accommodatie, vooral als het gaat om het Europese raketschild dat de Russen als een bedreiging zien, wordt in Moskou geïnterpreteerd als een zwaktebod. President Vladimir Poetin begrijpt dat de Amerikanen zich op Azië willen richten, ten koste van Europa en het Midden-Oosten. Dat geeft hem een opening. Rusland trekt zich dan ook niets aan van de Amerikaanse opstelling in Syrië, waar het de seculiere dictatuur van Bashar Assad steunt. Waarom zou het? Rusland heeft er belang bij dat er in het land geen moslimextremisten aan de macht komen. Amerika kan niets uitrichten.
Dezelfde dynamiek is zichtbaar in Iran en Noord-Korea. Obama wilde 'praten' en geloofde blijkbaar oprecht dat hij ook in het buitenland met een mooie toespraak alle problemen kon oplossen. Iran blijft naar vermoeden echter bouwen aan een kernwapen en
steunt juist in toenemende mate terreur. Noord-Korea blijft kernwapens testen. De reden dat dat land zich de laatste tijd koest houdt, is dat China eindelijk enige druk op het regime uitoefent. Niet om Amerika een dienst te bewijzen, maar omdat het suïcidale gedrag van de Noord-Koreanen China wel eens meer zou kunnen kosten dan het oplevert.
Obama's open houding jegens de rest van de wereld heeft dus weinig uitgericht. Wat nu? De president lijkt het ook niet te weten. Hij rolt van de ene crisis in de andere en schippert tussen het idealisme van weleer, wat blijkt uit de
recente benoeming van wereldverbeteraars Susan Rice en Samantha Power tot hoge posities in zijn regering, en de nodige dosis realisme, wat blijkt uit zijn Azië-beleid en voorzichtige opstelling als het gaat om Egypte.
Als er een land is waar de idealen van Amerika onder druk staan, is het Egypte. Obama verklaarde zich begin 2011 voorstander van de 'Arabische Lente'. Dat president Hosni Moebarak decennialang Amerika had gesteund, was snel vergeten. Er moest democratie komen.
Democratie kwam er, maar, net als in Irak, waar inmiddels een aan Iran-gelieerde premier de dienst uitmaakt en wederom een burgeroorlog dreigt, bleek het minder gunstig voor de Amerikaanse belangen in de regio. De laatste tijd horen we dan ook geen mooie woorden meer van de president over een volks recht op zelfbeschikking. In Washington zullen de meeste beleidsmakers (hoewel niet alle politici) stilletjes hopen dat het leger de boel tot bedaren weet te brengen en de Moslimbroederschap nog lange tijd buiten de deur houdt. Maar door zich eerder achter de Egyptische volksopstand te scharen, lijkt Obama's opstelling nu cynisch. De Egyptenaren vertrouwen hem niet.
Niet alleen de Egyptenaren weten niet meer waar Amerika voor staat. Saoedi-Arabië, de belangrijkste Amerikaanse bondgenoot in de Perzische Golf, was verbolgen toen Obama Moebarak tot aftreden maande. Net als Israël vraagt het koninkrijk zich af of Obama bereid is nog een oorlog in het Midden-Oosten te ontketenen als Iran er niet middels onderhandelingen van kan worden weerhouden een kernwapencapaciteit te ontwikkelen. Obama zegt wel dat "alle optie's op tafel liggen," maar handelt er niet altijd naar.
Bondgenoten maken zich zorgen. Rivalen zien hun kans rijk. Dat is niet bepaald een buitenlands beleid om trost op te zijn. In de kern is het probleem dat niemand weet wat Obama nu eigenlijk wil. Zijn beleid is tegenstrijdig. In Libië steunt hij een volksopstand, in Syrië niet. In Egypte wil hij democratie, tot het gevaarlijk wordt. Hij is bereid het halve raketschild in Europa op te geven om de Russen tegemoet te komen, maar is gepikeerd zodra zij een Amerikaanse landverrader huisvesten. Hij wil Chinese steun om druk uit te oefenen op Iran en Noord-Korea, maar zet de Chinezen zelf tegelijkertijd onder druk door de banden met al diens buren aan te halen.
Tegenstrijdigheden in buitenlands beleid hoeven geen probleem te zijn. Misschien zijn ze af en toe zelfs noodzakelijk. Maar het wordt een probleem zodra de rest van de wereld geen rode lijn ziet in wat een land doet en hoe het zich opstelt. Dat is nu het geval.