Het College voor de Rechten van de Mens deed op donderdag een uitspraak waarin zij stelden dat vacatures louter openstellen voor vrouwen onverenigbaar is met wet- en regelgeving die de gelijkwaardige behandeling tussen mannen en vrouwen voorschrijft. Een terechte maar gedurfde uitspraak gezien de huidige maatschappelijke verhoudingen.
Het College voor de Rechten van de Mens tikt de Technische Universiteit Eindhoven op de vingers voor deze handelswijze conform de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Los van het juridische vraagstuk, dat in dit geval opkomt voor de rechten van mannen, komen deze niet nastrevenswaardige handelingswijzen steeds vaker voor. Soms gaat een werkgever, zoals een Amerikaanse universiteit, uit van de etniciteit van een individu, terwijl van tijd tot tijd ook de seksuele voorkeur wordt meegewogen tijdens een sollicitatie.
Het is echter verwerpelijk om een individu, ongeacht de situatie, te beoordelen op basis van collectieve eigenschappen waar hij of zij geen invloed op heeft; elk individu is immers geboren met dezelfde onvervreemdbare rechten. Niets overstijgt het individu, behalve zijn of haar verdiensten. Niet het ras, het geslacht of de seksuele voorkeur van een persoon, dus is onderscheid daarin maken onaanvaardbaar. Het ongelijk behandelen van mannen is in dat kader dus een grove aantasting van het individu in onze liberale samenleving. Het leidt tot hokjesdenken en het generaliseren van het gedrag en van het zijn van vrije, gelijkwaardige personen, hetgeen we sinds de Verlichting juist langzamerhand van afstapten.
Daarnaast is er ook geen goede reden waarom men bij de TU Eindhoven discrimineert jegens mannen. Zij stellen dat deze maatregel bedoeld is om zo “impliciete genderbias” tegen te gaan. De daaropvolgende vraag is of er überhaupt sprake is van een impliciete genderbias. De feiten suggereren van niet: als genderbias jegens vrouwen zou bestaan, waarom bestaat de top van Nederlandse beursgenoteerde bedrijven (Stoxx Europe 600) voor 27% uit vrouwen terwijl slechts 25% van de vrouwen fulltime werkt? 33 procent van de Tweede Kamerleden is vrouw, en bij topfuncties binnen de rijksdienst is dat zo’n 38 procent. De wat scheve verhouding voor wetenschappelijke functies is ook verklaarbaar; slechts 3,5% van de ingeschreven vrouwen onder 25 jaar koos in 2014 voor natuurkunde, wiskunde of informatica, terwijl dat percentage onder ingeschreven mannen zo’n 12,5% bedraagt, volgens CBS-cijfers.
Maar naast het feit dat de claim op lucht is gebaseerd: hoe is de seksuele voorkeur, het geslacht of het ras van een individu relevant voor het werk dat hij of zij hoort te verrichten? Stijgt de arbeidsproductiviteit als de werkvloer een afspiegeling is van de samenleving zoals voorstanders van positieve discriminatie betogen? Niet één wetenschappelijke studie wijst daarop. Kan een vrouwelijke medewerker iets wat een mannelijke medewerker nooit zou kunnen doen? Zover ik weet niet.
Het Westen is door deze identiteitspolitieke ideologie in verval. Waar is het Westen dat mensen beoordeelde op basis van verdiensten, op basis van individuele kwaliteiten? Juist dat maakte het Westen uniek, maar die unieke positie in de wereld dreigt verloren te raken.