Eerder rapporteerde ik over de klimaatdialoog op het NRC-klimaatblog van Paul Luttikhuis. De tweede ronde over risico's is nu afgerond. Tot op heden heeft deze dialoog meer dan 1.600 commentaren opgeleverd, die een goed beeld geven van de uiteenlopende opvattingen die er in ons land over deze materie leven.
In tegenstelling tot discussies elders, waar sommige deelnemers blijk geven van een gebrek aan goede manieren (zie bijvoorbeeld hier) werd déze dialoog gekenmerkt door een zakelijke en correcte uitwisseling van argumenten en opvattingen.
Aan de tussentijdse balans ontleen ik het volgende.
Paul Luttikhuis:
Over risico’s is het laatste woord nog niet gesproken, ook al heeft het debat hier meer dan 900 reacties opgeleverd. Voorlopig sluiten we de discussie af. Op verzoek van Gerbrand Komen hebben Bert Amesz en Jan Paul van Soest geprobeerd elkaars en hun eigen positie samen te vatten. Daarna heeft Gerbrand het laatste woord.
Binnenkort volgt een nieuw onderwerp in de dialoog. Wellicht spreken we dan over de haalbaarheid, een thema dat ook in het risicodebat al af en toe werd aangestipt.
Hier de conclusie van Bert Amesz:
De vraag is: hoe gaan we om met de door IPCC gesignaleerde problemen zoals overstroming, waterschaarste, degradatie biodiversiteit en ecosystemen, extreem weer, etc?
Jan Paul van Soest redeneert als volgt. Bij een opwarming van 4C eind deze eeuw belanden we in een ‘klimatologisch terra incognita’ met kans op desastreuze gevolgen. Hij pleit derhalve voor een forse CO2-reductie teneinde de opwarming te beperken tot 2C. De resterende gevolgen kunnen worden opgevangen door adaptatie.
Ik zit op een andere lijn. Ten eerste zie ik geen ‘terra incognita’, want vijfentwintig jaar klimaatonderzoek – onder auspiciën van IPCC – heeft die onbekende wereld inmiddels voldoende in kaart gebracht voor een gedegen risicoanalyse. Tegenvallers zijn niet uitgesloten, maar het is maatschappelijk niet verantwoord om nu al te anticiperen op risico’s met een zeer kleine kans en waarvan de impact zich pas over enkele eeuwen aandient. Voorts acht ik de kans klein dat we eind deze eeuw boven 3C eindigen. Maar zelfs dán zijn de gesignaleerde risico’s hanteerbaar. Temeer daar andere – niet klimaatgebonden – risicofactoren vooralsnog de hoofdrol spelen bij genoemde problemen. Middels een effectieve en tijdig ingezette adaptatiestrategie zijn landen in staat de risico’s terug te brengen tot acceptabele proporties.
Inzake de kosten van CO2-reductie, is IPCC weinig transparant. Ook ben ik van mening dat de (kosten)effectiviteit van CO2-besparende maatregelen te rooskleurig wordt voorgesteld; het trackrecord op dit gebied – biofuels, bijstook biomassa, plug-in hybrids, windenergie – is niet bepaald overtuigend.
Het economisch afbreukrisico van strenge mitigatie is groot, zeker voor opkomende economieën en ontwikkelingslanden. Dat staat op gespannen voet met economische ontwikkeling, een basisvoorwaarde voor effectieve adaptatie. Het geleidelijk uitfaseren van ‘fossiel’ ligt voor de hand, te beginnen met het in vele opzichten schadelijke steenkool. Een andere aanjager van emissies – ongebreidelde bevolkingsgroei – is inmiddels eloquent geadresseerd door de paus met ‘we zijn geen konijnen’.
De conclusie van Jan Paul van Soest:
Deze risicodiscussie laat zien hoe en waarom een zelfde vertrekpunt (wetenschappelijke analyses inclusief onzekerheidsmarges) toch tot verschillende risicopercepties en –afwegingen kan leiden. Daarbinnen zijn Bert Amesz en ik zo’n beetje elkaars tegenpolen.
Bert zit aan de onderkant van de kanscurves (lage klimaatgevoeligheid), en gaat ervan uit dat (deze eeuw) geen zelfversterkende processen ('tipping points') zullen beginnen. Hij vindt wel dat een opwarming conform de huidige emissietrend (RCP8.5, oftewel +2,6 à +4,8 C in 2100) vermeden zou moeten worden.
Bert vreest hoge kosten voor verdergaande mitigatie en meent dat met de juiste adaptatie ook een klimaatopwarming van 3 graden eind deze eeuw hanteerbaar is. Gezien alle trends zou ik al blij zijn als het zou lukken de opwarming tot 3 graden te beperken. Tegelijkertijd houd ik mijn hart vast als we de temperatuurmarges van het relatief stabiele holoceenklimaat verlaten, waarin de mensheid zich kon ontwikkelen.
De kans op irreversibele processen neemt sterk toe met de temperatuurstijging, de schade loopt snel op, en remt in toenemende mate de economische groei, vooral in ontwikkelingslanden. De gevolgen lopen nog eeuwen door.
De risicocategorie ‘kleine/onbekende kansen, enorme gevolgen’ zou in elk geval moeten worden uitgesloten. Maar ik vrees dat dat al niet meer gaat lukken. Flinke extra adaptatie is hoe dan ook nodig.
Mijn conclusie: opwarming boven de bandbreedte van het holoceen is linke soep. De risico’s die daarmee samenhangen moeten vermeden worden.
Maar zou een maximaal +2–gradenscenario betaalbaar zijn? Ook op economisch vlak is er onzekerheid. Mijn beeld is dat veel economische studies de mitigatiekosten onderschatten, maar de schadeposten nog veel méér onderschatten. Ik zie nergens aanwijzingen voor ‘onhanteerbare’ economische effecten.
Wat mij betreft dus: mik met mitigatie op maximaal +2 graden, maar prepareer adaptatiemaatregelen voor minstens +3, en hoop maar dat Amesz gelijk heeft dat die mate opwarming inderdaad nog te managen is.
Enkele afsluitende observaties van Gerbrand Komen:
Ik ben getroffen door de betrokkenheid van iedereen. Dat er een breed scala aan risicoafwegingen bestaat was wel al duidelijk. Discussianten hebben nu ook zorgvuldig en geduldig uitgelegd hoe ze tot hun afweging komen.
Lijnrecht tegenover elkaar staan de bijna-ontkenners (‘eerst nog maar even 10 jaar wachten, en kijken of het echt opwarmt’) en zij die het IPCC conservatief vinden en van mening zijn dat je geen enkel risico mag nemen. Allerlei waarden en emoties spelen daarbij inderdaad een grote rol (vergelijk bijvoorbeeld ‘klimaat als conditio sine qua non’ en ‘angst voor 'run-away' effecten‘ met ‘dus solidariteit met de arbeiders en ondernemers van vandaag, de toekomst mag zijn eigen problemen oplossen’).
Bert Amesz en Jan Paul van Soest gingen wel allebei uit van de onzekerheidsbanden van het IPCC, maar zij komen dan toch tot verschillende conclusies, zoals duidelijk blijkt uit hun samenvattingen.
Het was leerzaam om te zien hoe moeizaam het is om kosten van adaptie en mitigatie te schatten. Hoewel economen proberen om de werkelijkheid in hun modellen te brengen, lukt dat nog van geen kanten.
Voor velen spelen haalbaarheid en een gebrek aan vertrouwen in de klimaatwetenschap een grote rol. Dat zijn dus allebei belangrijke onderwerpen. De discussie over haalbaarheid zal zeker later terug komen, en daar kijk ik dus naar uit. De dialoog over het vertrouwen is al gevoerd, maar niet uitputtend. Ik denk dan ook dat we die moeten blijven voeren, ook buiten dit blog. Ik sta voor een wetenschap die het vertrouwen waard is. Dat dat niet vanzelf gaat is evident.
Aldus Gerbrand Komen (voormalig hoofd wetenschappelijk onderzoek KNMI).
Lees verder hier.
Voor mijn eerdere DDS–bijdragen zie hier.