Ruime vrijheid van meningsuiting schept verantwoordelijkheid.
De vrijheid van meningsuiting dient in Nederland zeer ruim te worden begrepen, zoveel is duidelijk sinds het recente vonnis van de Amsterdamse rechtbank in de zaak-Wilders. Met dit vonnis lijkt de rechtbank aansluiting te hebben gezocht bij de opvattingen over de vrijheid van meningsuiting zoals die zich de afgelopen tien jaar hebben uitgekristalliseerd in het maatschappelijk debat (eenzelfde situatie als zich lijkt te hebben voorgedaan bij de integratienota van minister Donner, maar dat terzijde).
Naar aanleiding van dat vonnis
schreef ik afgelopen weekend al dat daarmee slechts een eerste slag is gewonnen, de oorlog tegen de onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting gaat door. Daarbij zijn met name twee zaken van belang: schrapping van alle opiniedelicten uit het Wetboek van Strafrecht en een keiharde aanpak van personen die door middel van (dreiging met) geweld de vrijheid van meningsuiting de kop in willen drukken. Beide zijn taken voor de politiek.
Het is echter niet alleen de politiek die nu na het vonnis in de zaak-Wilders aan zet is. Ook van u en mij als burger van Nederland zal en mag nu een en ander worden verwacht. Een ruim begrip van de vrijheid van meningsuiting zoals die is neergelegd door de Amsterdamse rechtbank is namelijk alleen van waarde in een samenleving waarin op fatsoenlijke wijze met elkaar wordt gedebatteerd. Zonder enige fatsoensgrenzen verwordt een maatschappelijk debat met een dermate ruime vrijheid van meningsuiting immers tot een kakofonie van hufterig geschreeuw.
Een oproep tot een fatsoenlijk maatschappelijk debat is overigens niet hetzelfde als een oproep tot een genuanceerd maatschappelijk debat. Dat laatste mondt doorgaans immers uit in het niet op tafel leggen van alle kaarten uit angst om de ander toch maar niet tegen de borst te willen stuiten.
Maar, zo zullen sommigen zeggen, de vrijheid van meningsuiting impliceert toch het recht op belediging. Wat heb je per slot van rekening aan een recht op vrijheid van meningsuiting als je daarmee anderen niet tegen de borst mag stuiten? Dat klopt. Het is echter wel de vraag of je moedwillig mensen moet willen beledigen, zelfs al heb je dat recht. Nu ga ik ervan uit dat het merendeel van de Nederlanders dat ook helemaal niet voor ogen heeft, maar toch.
Laten wij dus met zn allen debatteren over die fatsoensgrenzen. Het zijn immers de deelnemers aan het maatschappelijk debat zelf die als enigen in staat zijn tot het bepalen van die fatsoensgrenzen. Na het vonnis van de rechtbank Amsterdam is het dan ook aan u en mij om te laten zien dat wij met een dergelijke ruime vrijheid van meningsuiting kunnen omgaan: hoe meer vrijheid, hoe meer verantwoordelijkheid.