Wat lange tijd aan de aandacht ontsnapte, was dat D66 ook een minder aardige en toegeeflijke kant had en heeft. Ook dat hing samen met de Verlichting met grote V, die vanaf de achttiende eeuw al een januskop had. Enerzijds was het afgelopen met oude vormen en gedachten en mocht het volk om die reden meebeslissen. Maar de Rede kon je ook uitleggen als bestuur door de verstandigsten, en daar kwam het volk niet aan te pas.
Als D66 een abonnement op de Rede heeft, dan hebben anderen dat dus niet. Dat is de minder verdraagzame kant van de partij. ‘De kiezers doen maar wat’, zei Van Mierlo in Vrij Nederland. Van Mierlo hield van compromissen maar hij hield niet van tegenspraak. Hetzelfde gold voor Pechtold.
Andere oplossingen zijn dwalingen. Dat zie je terug in alle grote kwesties van deze tijd: Europa, migratie of klimaat. Steevast is de boodschap dat er geen alternatief is. En steevast is D66 de meest enthousiaste boodschapper. Volkssoevereiniteit heeft een nare klank gekregen en nee zeggen tegen de macht, de allerkortste samenvatting van democratie, is er niet meer bij.
Thom de Graaf schreef in zijn inleiding dat D66 zich consequent als bestrijder van het snel opkomende populisme heeft opgesteld. Dat is waar, maar de volgorde is verkeerd. Eerst was er het gelijk van de verstandigen, daarna pas het populisme. Lees het briljante boek The rise of the meritocracy van Michael Young. Dan weet je hoe het afloopt met de regering van the best and the brightest. Dat loopt af met de opstand der deplorabelen.