De man op de foto hierboven heet Donnell Tholley. Tot het ebolavirus uitbrak was hij nog niet klaar voor een gezin. Nu heeft hij een zoon. Een geadopteerde zoon.
Verpleger Donnell Tholley was aan het werk in het ebolacentrum in Sierra Leone, een land waar uiteindelijk maar liefst 4.000 mensen aan
ebola stierven. Hij was een verpleger en kwam daardoor veelvuldig in contact met ebolapatiënten. Hoewel hij zijn afstand probeerde te bewaren ten opzichte van deze patiënten - de meesten van hen zouden het immers niet overleven - veranderde dat toen hij een dun meisje van 19 jaar oud, een kleine baby zag vasthouden.
Het meisje heette Fatu Turay. Het was duidelijk dat ze bijzonder veel van haar pasgeboren baby hield - het jochie was slechts één week oud. Donnell kon zijn ogen niet afhouden van het drama; de moeder wist dat ze binnenkort zou overlijden, maar ze hield zo ontzettend veel van haar kind dat ze hem de hele tijd, 24 uur per dag, wilde vasthouden.
"Hoe heet 'ie?" vroeg Donnell aan de jonge moeder. Ze antwoordde: "Bobo," wat "mijn lieve jongen" betekent. "Dat is geen echte naam," antwoordde Donnell. Vervolgens schreef hij zijn eigen naam en telefoonnummer op een stukje papier. Hij gaf het aan Fatu en liet haar weten dat, als ze hulp nodig had, hij er voor haar zou zijn.
Een week later ontving Donnell een telefoontje van een onbekend nummer. Er was een vrouwelijke verpleegster aan de lijn. Ze vertelde hem dat zijn "vrouw" op het punt van sterven stond. "Je moet onmiddellijk komen, ze heeft tijd over."
Donnell vertelde de verpleegster dat hij helemaal geen vrouw had, maar hij beloofde desalniettemin snel naar het ziekenhuis te komen. Eenmaal daar werd hem verteld dat de vrouw al overleden was. De verpleegster had een briefje in haar handen: het briefje dat Donnell aan de arme Fatu had gegeven. Blijkbaar had ze het briefje doorgegeven aan de verpleegster met het verzoek om Donnell te bellen. Fatu's lichaam was, helaas, al afgevoerd.
Haar kleine baby was echter nog in leven. Sterker nog, de baby was ebolavrij. Helaas waren veel inwoners van Sierra Leone bang om voor kinderen te zorgen wiens ouders ebola hadden; ze dachten dat het kind misschien toch besmet was en het virus op anderen zou doen overgaan. Met andere woorden: dat je je eigen lot bezegelde door zo'n kind op te nemen in je huis.
Daarom was baby Turay naar een ziekenhuis gebracht de hoofdstad van Sierra Leone, Freetown. Donnell begon een zoektocht naar de baby, en vond hem uiteindelijk: hij was zwaar vermagerd. De reden? De verpleegsters hadden geen geld om melkpoeder voor hem te kopen. Ze konden hem maar af en toe wat voed, wat lang niet genoeg was voor deze twee weken oude baby.
Donnell kon het niet aanzien. De verpleegster die voor de baby zorgde zag het en vroeg hem of hij het kindje wilde adopteren. Als hij het niet deed zou niemand het doen. Het was dan maar zeer de vraag of het kleine kereltje het zou overleven.
Zoiets is natuurlijk een bijzonder grote stap, zeker voor een vrijgezelle verpleger die eigenlijk de hele dag door werkt. Daarom overlegde hij met zijn moeder en grootmoeder: zouden zij hem helpen om voor de baby te zorgen?
Ja hoor, beloofden ze hem, dat zouden ze doen. Donnell gaf de verpleegster 200 dollar zodat ze nog een tijdje voor het kind kon zorgen, en ging terug naar huis om voorbereidingen te treffen. Je haalt immers niet zomaar even een kind in huis.
Zo gezegd, zo gedaan. Toen de kleine baby 6 weken oud was werd hij door zijn verpleegsters naar het huis van Donnell gebracht, waar hij meteen van harte welkom was. De verpleegsters schreven, samen met een pastoor, een briefje waarin ze uitlegden dat Donnell het kind op legale wijze in handen had gekregen en dat was het dan: Donnell was nu vader van een kleine jongen.
De kleine baby is nu acht maanden oud en dus een peuter. Donnell is dol op het kereltje: de wallpaper op zijn telefoon is een foto van hen beide. "Mensen zeggen dat ik moedig ben," zegt de jonge vader. "Het is erg lastig, maar tot nu toe gaat het prima. Samen redden we het wel."