Anti-wetenschapsmentaliteit. Een gastbijdrage van Dick Thoenes.
De voorbeelden in mijn vorige bijdragen (zie
hier,
hier,
hier en
hier) dienden slechts ter illustratie van de anti-wetenschapsmentaliteit die geleidelijk de Nederlandse samenleving vergiftigt en het land op den duur financieel ruïneert. Ik wil deze voorbeelden slechts aanduiden en er niet verder op ingaan. Waar het mij om gaat is te beklemtonen dat de verduistering alom heeft toegeslagen in de gehele westerse wereld en dat zij alleen maar erger wordt.
Hoe komt dat en wat is er aan te doen? Ik noemde al de vooruitziende blijk van Carl Sagan in 1995. Ook interessant in dit verband is de tekst van de Huizinga–lezing die Louise Fresco hield in 1998. Zij wees in een iets andere context op wat zij toen noemde de ‘schaduwdenkers’ en de ‘lichtzoekers’. Ik zie hierin parallellen met respectievelijk de milieu / klimaatalarmisten en de duurzaamheidspredikers, die ik eerder noemde. Maar zij zag deze gevaarlijke bewegingen dus al 17 jaar geleden aankomen, vooral in verband met de landbouwwetenschap. Ik moet hierbij wel zeggen dat Louise Fresco en ook Carl Sagan in de jaren ’90, wel een milder beeld hadden van de mensheid dan ik nu heb.
Als we al die felle acties bekijken die gebaseerd zijn op de anti–wetenschaps– en anti–technologiementaliteit, lijkt het of er sprake is van een enorme samenzwering. Maar dat is toch niet het geval. Het is volgens mij veel erger, het is een kwestie van een gevaarlijk en wijd verbreid bijgeloof. Louise Fresco noemde dit in 1998 ook al zo. Bijgeloof is veel moeilijker te bestrijden.
In plaats van de volkse term ‘bijgeloof’ zou ik eigenlijk de meer wetenschappelijke term (uit de psychologie) ‘cognitieve dissonantie’ moeten gebruiken. Hiermee wordt het volgende bedoeld: Stel dat een persoon, of een groep personen, in het verleden tot een vaste overtuiging is gekomen en dan geconfronteerd wordt met nieuwe feiten die daarmee in strijd zijn. Dan zal hij (dan zullen zij) de neiging hebben om die nieuwe feiten te negeren en zullen zelfs met meer verve het oorspronkelijke standpunt verdedigen. Wanneer de betreffende groep groter is zal dit de oorspronkelijke overtuiging (het ‘bijgeloof’) versterken. Het is bekend dat cognitieve dissonantie erg moeilijk wordt doorbroken.
Mensen die ergens in geloven zijn als regel niet voor rede vatbaar. Ik weet werkelijk niet wat we tegen dit wijd verbreide bijgeloof zouden kunnen doen, maar ik heb wel gedachten daarover. Die wil ik u hierbij voorleggen. Maar daarvoor moeten we eerst kijken naar dieperliggende oorzaken en achtergronden van de verduistering.
Een mogelijke bron voor de verduistering zou kunnen liggen in de ontkerkelijking en de enorme teruggang in het belijden van het Christelijk geloof. De ontkerstening leek mij aanvankelijk een goede ontwikkeling. Maar dat is natuurlijk alleen maar zo wanneer er voor de mensen iets beters in de plaats komt, bijvoorbeeld een toename van de rationaliteit, wat ik eigenlijk had verwacht. Het tegendeel bleek echter het geval te zijn.
Ook middeleeuwse ideeën over astrologie kwamen weer in de mode. Het zou goed kunnen dat veel mensen toch behoefte hadden aan een of ander geloof, iets waar ze blind in kunnen geloven, zonder te hoeven nadenken. Ze voelden waarschijnlijk dat ze iets te kort kwamen.
En toen kwam het milieu/klimaatgeloof voorbij. En iedereen zei dat dit mooi was. Pakken dus! Of dit in de ogen van anderen wordt gezien als bijgeloof, doet dan niet ter zake. In de Engelse taal komt men het woord ‘environmentalism’ tegen, waarmee ongeveer hetzelfde geloof wordt bedoeld. De aanhangers van deze beweging vinden het milieu belangrijker dan de mens. Een belangrijk element in dit nieuwe bijgeloof is het uitgangspunt dat de mens slecht is en dat hij met zijn materialisme de wereld bederft. Daar zit misschien voor bepaalde situaties een kern van waarheid in, maar deze stelling is in het algemeen zeker niet houdbaar.
Er is nog een andere reden denkbaar: Een vrij groot aantal mensen, ook niet-gelovigen schijnt een zekere behoefte te hebben aan onheilsprofetieën. We kennen dit reeds uit de Middeleeuwen. En het is nog steeds gebruikelijk bij bepaalde protestantse kerkgenootschappen om ‘hel en verdoemenis’ te prediken. Wanneer er in de huidige tijd profeten opstaan (zoals Al Gore) die preken dat de mens de planeet aan het verwoesten is, dan wordt dat door velen mooi gevonden. Ook al is het niet waar! ‘Wat zijn wij toch slecht en wat is dat toch mooi dat we dat beseffen!’
Dat verwoesten zou niet alleen gebeuren door een vermeende opwarming van de aarde (die in feite niet plaatsvindt) maar ook door verzuring en vergiftiging van de oceanen. Bij een meer kwantitatieve beschouwing blijkt dat de aarde met zijn atmosfeer en oceanen allerlei interne terugkoppelingen kent, waardoor verstoringen effectief worden gedempt. In de atmosfeer wordt dat vooral veroorzaakt door de verdamping van water en de vorming van wolken, in de oceanen door het feit dat die gebufferd zijn (voornamelijk door de aanwezigheid van bicarbonaat) en door precipitatie van metaalzouten.
Het idee dat we een keerpunt (‘tipping point’) naderen, waarna de milieuverstoring of de klimaatverandering geheel uit de hand gaat lopen, schijnt een zekere aantrekkingskracht te hebben, maar het idee is absurd. Als we de geologische geschiedenis van de aarde bekijken, zien we dat de aarde ook na ernstige verstoringen steeds weer terugkeerde naar een evenwichtstoestand.
Een derde factor die in dit verband van groot belang lijkt, is de situatie bij het universitaire onderzoek. De omvang van het universitaire onderzoek is enorm toegenomen en is nu veel groter dan het onderzoek in de industrie, terwijl dat vroeger andersom was. Ook voor fundamenteel onderzoek(bijvoorbeeld op de gebieden van katalyse en polymerisatie) moest je vroeger vooral bij de grote industrieën zijn. Die zagen toen het belang in van degelijk wetenschappelijk onderzoek.
De richtingen van het universitaire onderzoek worden nu echter voornamelijk bepaald door geld en helaas minder door wetenschap. De overheidsfinanciering wordt vastgesteld door verschillende instanties die het onderzoek beoordelen. De universiteit krijgt zelf immers nauwelijks meer geld voor onderzoek, waardoor autonoom wetenschappelijk onderzoek steeds zeldzamer is geworden. En als men in het extern gefinancierde onderzoek niet snel genoeg met enige conclusies komt, wordt de subsidie gestopt.
Dat is de angst van elke onderzoeker, maar het komt de degelijkheid en de betrouwbaarheid van het onderzoek niet ten goede. Helaas wordt de beoordeling maar al te vaak gebaseerd op aantallen publicaties in wetenschappelijke tijdschriften en nauwelijks op de kwaliteit van het onderzoek. Dit heeft tot gevolg dat de resultaten van het onderzoek veelal versnipperd (en overlappend) gepubliceerd worden in een groot aantal verschillende tijdschriften. De publicatielijst van de onderzoeker wordt daardoor beduidend langer en dat wordt mooi gevonden. Maar die overmaat aan publicaties is in feite een ramp, omdat andere wetenschappers ondergesneeuwd worden terwijl het betreffende wetenschapsgebied steeds onoverzichtelijker wordt.
Er wordt naar mijn mening tegenwoordig in het algemeen veel te veel gepubliceerd. Elke wetenschapper zou er natuurlijk veel beter aan zou doen om het onderzoek van een aantal jaren in één groot artikel samen te vatten.
Daarnaast bestaat er ook universitair onderzoek dat door industrieën wordt gesteund. Een bezwaar daartegen zou kunnen zijn dat het te utilitair is. In de praktijk is het juist in veel gevallen lange–termijnonderzoek dat tegenwoordig bij de grote industriële researchlaboratoria niet aan bod komt en daarom wordt uitbesteed. Dit is dus eigenlijk een heel gunstige situatie.
Wat het door de overheid betaalde onderzoek betreft is er nog een probleem. Veel universitaire onderzoekers deinzen er niet voor terug om voorbarige conclusies mede te delen aan de pers, die er graag over schrijft, vooral als het vermeende negatieve gevolgen zou hebben. En politici graaien daar vrolijk in en nemen de voorbarige conclusies, als die in hun straatje te pas komen, maar al te graag over. Hoe vaak lezen we ook niet in de krant: 'Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat … 'en dan volgt er iets dat waarschijnlijk ongefundeerd is. Zo komen er veel onwetenschappelijke ideeën in omloop, die door de bijgelovigen graag verder worden verspreid. Dit bevordert de verduistering.
We zouden in principe kunnen nagaan in hoeverre deze drie mogelijke achtergronden van verduistering, die ik hier opper, inderdaad relevant zijn. Dat zal niet gemakkelijk zijn. Maar stel eens dat een of meer van deze ideeën blijken te kloppen, wat dan nog? We kunnen het geloof van mensen niet beïnvloeden. Dat geldt ook voor de behoefte aan onheilsprofetieën.
We kunnen er wel tegen ageren, maar dat zal waarschijnlijk weinig effect hebben. Het is denkbaar dat we invloed zouden kunnen uitoefenen op de heersende toestanden op de universiteiten. Maar ook dat is niet gemakkelijk, want universiteiten zijn nauwelijks aanspreekbaar en je kunt er eigenlijk nooit een persoon vinden die ergens voor verantwoordelijk is. Universiteiten kennen in het algemeen ook geen wetenschappelijk onderzoeksbeleid. Het is een lange traditie op de Nederlandse universiteiten dat het individualisme onaantastbaar is.
Het lijkt dus of het antwoord op de vraag luidt: Nee, wij kunnen de verduistering niet bestrijden.
Conclusie?
Ondanks de lichtpuntjes die ik eerder signaleerde, zie ik de toekomst van Nederland somber in. Wij hebben nu een periode van economische crisis, maar ik doel op iets anders. Wij hebben in feite ook een wetenschaps- en technologiecrisis. Ondanks uitstekend wetenschappelijk werk dat er wordt verricht en ondanks grote technologische ontwikkelingen, heeft men in Nederland in het algemeen geen interesse meer voor wetenschap en technologie.
Het bijgeloof vertroebelt alle discussies met andersdenkenden en de Nederlanders geloven in het algemeen niet meer in vooruitgang. We hebben eerst onze belangrijkste bedrijfstak, de landbouw en veeteelt, voor een belangrijk deel gesloopt en daarna de grote, op kennis gebaseerde industrie. Nu is de visserij aan de beurt. Mogelijke nieuwe ontwikkelingen, zoals de exploitatie van schaliegas, worden in de kiem gesmoord. De winning van aardgas, onze belangrijkste inkomstenbron, moet worden ingeperkt. Voor de protesteerders is de derving van inkomsten niet van belang. En het onderwijs gaat voortdurend achteruit, van kleuterschool tot universiteit.
Wat ik zeer bedenkelijk vind, is het sterk toegenomen aantal specialistische universitaire opleidingen. Zij zijn ontstaan uit de hobby’s van docenten, maar niet uit werkelijke maatschappelijke behoeften. Het belang van nauwe specialismen heeft meestal maar een beperkte levensduur. Ze leiden jonge mensen dan ook veelal op tot werkloosheid. Een klein aantal brede wetenschappelijke opleidingen is voor de samenleving natuurlijk veel beter.
Alles bij elkaar betekent het dat de ‘earning power’ van ons land achteruit gaat. De belangrijke vraag is: waarmee kunnen we in Nederland over 30 jaar ons geld nog verdienen?
Er bestaan ongetwijfeld andere bedrijfstakken dan de grote industrie, zoals de dienstensector, maar als een onderneming op enig gebied succesvol wil blijven moeten nieuwe activiteiten wel gebaseerd zijn op unieke en waardevolle eigen kennis.
Ik wil in dit verband ook nog opmerken dat het lijkt of wij Nederlanders steeds voornamelijk aan het praten zijn. Waar mensen samen zijn, niet alleen bij de talloze vergaderingen, maar ook in de koffiepauzes, bij recepties, verjaardagen enz., wordt er voortdurend gepraat, dat wil zeggen dat er meningen worden geventileerd. Meestal praten er verschillende mensen door elkaar en wordt er weinig geluisterd.
De meeste populaire TV-programma’s zijn praatprogramma’s. Het lijkt inderdaad meestal alleen te gaan om het praten en niet om het gezamenlijk vinden van mogelijke oplossingen. Als er eens een keer iemand komt met een constructief voorstel, dan krijgt hij meestal veel kritiek en weinig bijval.
Men kan zich afvragen of dit bijgeloof en deze inertie typisch Nederlandse verschijnselen zijn. Dat is zeker niet het geval. Het klimaatbijgeloof bijvoorbeeld, komt vooral ook voor in Duitsland, Scandinavië en alle Angelsaksische landen maar veel minder in de rest van de wereld.
De ‘Energiewende’ in Duitsland is gebaseerd op bijgeloof en is nu al een nationale ramp. Er wordt al niet meer geïnvesteerd in de zware industrie. Het ‘energie-akkoord’ (dat in Nederland op ondemocratische wijze tot stand is gekomen) is eveneens gebaseerd op bijgeloof en zal in de toekomst zeker ook een ramp worden. Het bijgeloof is in de USA misschien wel het meest virulent, maar daar heerst ook een sterke tegenstroming van mensen die nog wel geloven in de rede. Ook uit Canada, Australië en Nieuw-Zeeland komen hoopvolle kritische reacties.
Het is wel interessant dat het bijgeloof vooral voorkomt in landen die overwegend protestant zijn, of waren. Zou er een verband zijn? Het is veel minder verspreid in overwegend katholieke landen, als de Middellandse–Zeelanden en Zuid-Amerika.
Zoals gezegd maak ik mij zorgen om de toekomst van Nederland. Het lijkt wel of ‘gekke’ dingen in de wereld hier vaak erger zijn dan elders. Ik denk dat wij onze grote industrie sneller hebben afgebroken dan de meeste andere landen. Greenpeace heeft bijvoorbeeld nergens zoveel aanhangers als in Nederland. Het lijkt of vooral in ons land bijgeloof, leugens en onkunde overheersen. Van onze welvaart brengende ‘kenniseconomie’ is niet veel meer over. De verduistering lijkt niet te stoppen. En dat is niet goed, al was het alleen maar omdat het alle vooruitgang tegenhoudt, niet alleen de kwantitatieve, maar vooral ook de kwalitatieve.
Het lijkt mij dat Nederland afglijdt in de richting van een ontwikkelingsland. Maar misschien is het in dit tijdperk van irrationaliteit niet mogelijk hier iets tegen te doen en zal de verduistering onverbiddelijk steeds meer over ons heen komen. De belangrijkste lichtpuntjes zijn ongetwijfeld de kleine innovatieve bedrijven. Daar zijn mensen die niet alleen ideeën hebben, maar er ook iets mee doen. Maar of die activiteiten in onze wetenschapsvijandige wereld een goede kans hebben, lijkt mij allerminst zeker.
Eigenlijk kunnen wij weinig anders doen dan hopen dat het tij ooit zal keren, dat er op den duur steeds meer mensen zullen zijn die ontdekken dat we niet kunnen leven met wijd verbreide cognitieve dissonantie.
Aldus Dick Thoenes.
Voor mijn eerdere DDS–bijdragen zie
hier.