Normaal verschijnt deze column op vrijdag. Maar ik moest examens nakijken, in eerste en tweede correctie. En daarna ook nog herexamens, in eerste en tweede correctie. In totaal zijn er zon 150 examens twee keer onder mn handen doorgegaan. Dat is een groot werk en verdient alle prioriteit: de leerlingen willen immers graag weten of ze geslaagd zijn of niet. Net toen ik een beetje zat uit te blazen, kreeg ik de Volkskrant van vrijdag onder ogen, die meldde dat scholen/docenten flink sjoemelen met die correcties. Een examen wordt eerst door de eigen docent nagekeken. Voor de objectiviteit gaat dat examen daarna naar een tweede corrector, een (onbekende) vakdocent van een andere school. Maar dan gaat het vaak mis. Tweederde van de eindexamens havo en vwo wordt niet volledig of helemaal niet voor de tweede keer nagekeken, weet het CITO (in een rapport dat in maart in een la verdween, maar daar door het gedoe met de IBN Ghaldounschool weer uit gehaald is). Leraren hebben er geen zin in, in al dat extra werk, want ze worden er niet behoorlijk voor betaald. In een aanscherping van de regels hebben ze al helemaal geen zin, al dreigt staatssecretaris Dekker daar nu natuurlijk wel mee.
Op grond van mijn eigen ervaring lijkt mij dat cijfer van 66 procent wat overdreven, al is het zeker geen onzin. Ik heb lange telefoongesprekken met tweede correctoren gevoerd, maar het is mij ook overkomen dat tweede correctoren helemaal niets van zich lieten horen. Met een wat ruimer geweten had ik alle leerlingen ruimhartig kunnen belonen.
Er gaat dus een lange discussie over strengere regels en verdere bureaucratisering van het onderwijs volgen. Maar dan gaat de discussie, denk ik (ik ben als zij-instromer een groentje) toch slechts over de marge van het vak. Er is meer aan de hand.
Het vak van docent lijdt onder een hevig imago-probleem. Er wordt hard en serieus gewerkt in het onderwijs, maar het beeld dat velen ervan hebben is toch een beetje het beeld van enigszins mislukte mannetjes (wie gaat anders voor zn lol de hele week voor een hok met pubers staan), die iedere dag om een uur of half drie al thuis zijn en meerdere keren per jaar van lange vakanties genieten. En die dan ook nog klagen. Op ouderavonden zitten er geregeld snelle vaders in hippe pakken tegenover me (als ze deze betrokkenheid al niet aan hun vrouw uitbesteden) die je met een mengeling van triomf en meewarigheid aankijken: zelf hebben ze al lang geen vat meer op hun kinderen, blij dat er nog leraren zijn, maar hun niet gezien.
Een baan in het onderwijs is zwaar. Lesgeven vereist een enorme concentratie. Het nakijken en het voorbereiden van lessen kost enkele uren per dag. En het wordt relatief slecht betaald.
En dan zijn er nog de vele extras: vergaderingen (die in het onderwijs niet worden belegd omdat er wat te bespreken valt maar omdat er uren voor staan), extra taken, praten over procedures en systemen, en examens nakijken. Overwerk dus.
Dat overwerk wordt inderdaad, stel ik mij zo voor, met weinig overgave verricht. Ik denk dat dat begrijpelijk is. Als je bij een krant werkt, of in de politiek, of bij een bedrijf, is overwerk vaak het gevolg van een bijzondere gebeurtenis, die spanning oproept en enthousiasme en eensgezindheid bij alle betrokkenen om de klus te klaren, desnoods door tot in de kleine uurtjes of een hele nacht door te gaan. In het onderwijs is overwerk alleen maar een opstapeling van dorre, dorre plichten, zoals zon tweede correctieronde.
Je kunt daar bovenuit stijgen door het adagium te volgen van een oud-collega van mij die vorig jaar na veertig jaar trouwe dienst het onderwijs verliet. Houd van je vak en houd van de kinderen. Dat houden van houdt dan ook in dat je hun werk serieus neemt en dat scrupuleus nakijkt. En de spanning zit m natuurlijk in de vraag of er iets van je onderwijs is blijven hangen en of ze dat enigszins fatsoenlijk op papier hebben weten te krijgen.
Als dat het geval blijkt, kan zelfs een gevoel van gepaste trots je bezetten zelfs als je de Volkskrant van gistermorgen hebt gelezen.