De spanningen tussen Turkije en Syrië nemen rap toe. Premier Erdogan heeft president Assad gisteren gewaarschuwd: als zijn troepen in de buurt van de grens komen worden ze neergeschoten.
Het is het gevolg van de Syrische beslissing van vorige week om een Turkse F-4 neer te halen. Ankara liet gisteren weten dit als een aanval op een NAVO-lidstaat te beschouwen. Daarnaast, aldus Erdogan en zijn minister van Buitenlandse Zaken Davatoglu, is het hen nu duidelijk dat de Turkse nationale veiligheid op het spel staat.
Hoewel ze Assad in theorie meteen de oorlog kunnen verklaren houden ze zich in. Toch betekent dit niet dat de Arabische dictator
op zijn lauweren kan rusten: Turkey warned Syria yesterday to keep its forces away from the countries' troubled border or risk an armed response - a furious reply to the downing of a Turkish military plane last week by the Damascus regime.
De NAVO veroordeelde het incident ook, maar heeft nog niet gedreigd met militair ingrijpen. Het Turkse leger kennende is dat ook niet nodig: Turkije kan dit klusje zelf wel klaren. Het Syrische leger stelt namelijk niet veel voor, terwijl dat van Turkije één van de sterkste in de regio is. Een Syrisch-Turkse oorlog is hoogstwaarschijnlijk in een paar dagen, maximaal een enkele weken, voorbij.
Toch is het maar de vraag hoever Erdogan wil gaan. Turkije wordt namelijk nog altijd lastig gevallen door leden van de PKK; de koerdische terroristische organisatie. Ook verleden week zijn er weer acht soldaten
om het leven gekomen bij aanslagen; let wel, Turkije heeft de dienstplicht, wat inhoudt dat iedere familie wel een vader, zoon, of broer in het leger heeft. Een aanslag op één soldaat is dus een aanval op
het hele volk.
Erdogan kan geen tweefrontenoorlog uitvechten. Hij zal moeten kiezen: of ingrijpen in Syrië en de PKK met rust laten, of andersom. Het wordt interessant om te zien waarvoor hij kiest.