Er staat deze week nogal wat op het (internationale) menu: in eigen huis Prinsjesdag, in Schotland een referendum en de internationale valutamarkten zijn weleens rustiger geweest.
Laat ik de belangrijkste financieel-economische issues eens kort met u doornemen. Want waar staan we? De euro/dollar koers is gezakt van $ 1.40 in mei naar $ 1.29 nu, een procentuele daling van bijna acht procent en de algemene verwachting is, dat de koers nog verder zal zakken. Dit is natuurlijk prettig voor Frankrijk en de rest van Latijns Europa voor wie de euro veel te duur was. Bovendien zorgden de interne devaluaties in de programma-landen voor een heftige vraaguitval, waardoor in die landen deflatie de kop op stak. Dat, gevoegd bij de toch al geringe investeringsbereidheid in die economieën, werkt groeivertragend en krimpbevorderend. Eén prijs voor een munt voor zulke divergente economieën zoals in de eurozone is ook vragen om problemen.
euro-dollar koers afgelopen 12 maanden:
Vorige week heeft de ECB een serie maatregelen afgekondigd om de koers van de euro verder naar beneden te krijgen. Het
effect van die maatregelen zal echter beperkt zijn. De monetaire maatregelen van de ECB zijn vrijwel uitgeput, met een rente die praktisch op nul staat. De economieën van de landen zullen het nu zelf moeten doen, maar hoe kunnen ze dat met de grote divergentie en het keurslijf van één munt en één rente voor iedereen? Dat is eenvoudigweg onmogelijk. Intussen bulken de
beursgenoteerde (groot-)bedrijven van het geld en leidt de motor van elke economie,
het MKB (Midden- en Klein Bedrijf), een kwijnend bestaan. Wie een beleid voert waarmee innovatie en productiviteitsverbetering ontmoedigd worden en multinationale ondernemingen juist worden 'gematst' trekt aan de verkeerde kant van het touw.
Maar het blijft opvallend, dat veel economen toch heel wisselend blijken te denken over de oorzaken van de economische stagnatie en vooral over de toekomstige groeiverwachtingen. Uit een enquete in het economenpanel van
MeJudice over de groeiperspectieven van de eurozone in het algemeen en die van Nederland in het bijzonder; en over de gehanteerde inflatiedoelstelling van de ECB, bleek dat onze economen uitermate verschillend tegen de materie aankijken. Nu is het ook onmogelijk om een voorspelling te doen waar we over tien jaar staan, maar opvallend is wel, dat vrijwel geen enkele econoom wijst op de structuur van de monetaire unie als belangrijke oorzaak van het probleem. Slechts een enkeling noemt de grote divergentie tussen de economieën als belemmerende factor voor economisch herstel.
In tegenstelling tot de Verenigde Staten, waar de groei inmiddels zo'n vier procent bedraagt, verwachten de meeste economen dat de groei in de eurozone (en in Nederland) het komende decennium beperkt zal blijven tot een magere één procent. De stijgende dollarkoers zal de Amerikaanse export weliswaar vertragen, maar haar binnenlandse koopkracht doen toenemen. Of de export van de eurozone landen zal profiteren van een goedkoper wordende euro zal afhangen van de vraag naar producten uit niet-euro gebieden. Probleem is echter, dat ook het Britse Pond en de Australische dollar in een neerwaartse trend zitten en ook de Chinese munt verloor vanaf mei terrein op de euro. De Japanse yen tenslotte, werd wel sterker ten opzichte van de euro, ondanks de toch wel forse daling van de economische groei met ruim zeven procent in het tweede kwartaal van dit jaar.
Kortom, er kan niet gesproken worden van een 'serene rust' aan het internationale valutafront. Welke effecten dit zal hebben op de aandelenkoersen is nooit met zekerheid te zeggen, maar gelet op de lage rentes aan weerszijden van de oceaan zal de trend waarschijnlijk opwaarts zijn. Het geld moet tenslotte ergens naartoe.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.