Zoals een bekende Amerikaanse auteur zou zeggen: 'The reports of my death are greatly exaggerated'. Trouw heeft besloten dat het populisme nagenoeg dood is. Jawel, er zijn nog wat partijen die populistische taal gebruiken, denk daarbij met name aan de SP en de PVV, maar zelfs deze clubs worden steeds 'gematigder'. Dat geldt, aldus Matthijs Rooduijn, met name voor de SP. Nog even en deze partij is werkelijk salonfahig, wat inhoudt dat men deel wordt van de 'verraderlijke' élite. Een mooi citaat die Rooduijns denkbeelden goed samenvat (en, ik mag wel zeggen: die van Trouw. Zoek op Google maar naar 'trouw populisme' en u zult het ene na het andere verhaal tegenkomen dat het 'gevaarlijke' populisme onder de loep neemt):
Is er nu sprake van zoiets als 'een populistische tijdgeest' in Nederland? En wat betekent dat voor de toekomst? Aan de ene kant heeft het Nederlandse electoraat laten zien vatbaar te zijn voor het populistische vertoog. Bovendien is - zo blijkt uit onderzoek - ook het publieke debat op de opiniepagina's van kranten in de laatste jaren populistischer geworden. Ik verwacht daarom dat we voorlopig nog niet van het populisme af zijn. Maar aan de andere kant hebben gevestigde politieke partijen hun standpunten nauwelijks aangepast onder druk van de opkomende populisten, en zijn de populistische partijen zelf na verloop van tijd minder populistisch geworden. Ik verwacht daarom tegelijkertijd dat het met de alomtegenwoordigheid van het populisme wel mee zal vallen.
Het recente verleden laat bovendien zien dat het populisme zich manifesteert in pieken en dalen. Na de verkiezingen van 2002 en 2003 - waarin populisten zeer succesvol waren en waarin ook het publieke debat in de media sterk populistisch was - leken de verkiezingen van 2006 bijna een terugkeer naar het pre-populistische tijdperk: het succes van populisten was beperkt, en ook het publieke debat was nauwelijks populistisch. De meeste discussies gingen over de economie, en het populistische vertoog sloeg nauwelijks aan bij de kiezer.
En tsja, toen kwamen de verkiezingen erna. In 2010 deed Wilders het weer even fantastisch. Maar ja, ook hij kan zijn succes ongetwijfeld niet vasthouden; niet als hij een rol van betekenis wil spelen, tenminste.
Het opvallendst aan Rooduijns verhaal is nog wel dat hij het populisme vooral ziet als een stroming die zich verzet tegen de élite, die lak zou hebben aan de wensen en ideeën van Henk en Ingrid (zeg maar: de gewone man en vrouw). Volgens hem is dat allemaal onzinnig; de élite dient het gepeupel juist. Of zoiets.
Dat is opvallend, omdat Rooduijns column in hetzelfde weekend wordt afgedrukt waarin Humpty Dumpy van VNO-NCW laat weten dat het tijd is voor een nieuwe élite, die doet waar ze zin in heeft. Een élite zoals we die kenden in de middeleeuwen: de adel heeft het voor het zeggen, het gewone volk mag en moet dankbaar zijn dat het genoeg geld heeft om van rond te komen.
Of Rooduijn en Trouw zijn zich daar niet van bewust, of ze hopen stiekem dat deze élite - waar ze zichzelf ongetwijfeld toerekenen - binnenkort weer zo machtig wordt als ze eens was. Ze schrijven het populisme af, niet omdat ze het populisme daadwerkelijk gefaald heeft, maar omdat ze zo graag willen dat het faalt. Hun ideale wereld is een wereld waarin populisten geen invloed hebben en de 'goed opgeleide klasse' bepaalt wat er gebeurt. Het populisme botst daarmee, wat dan ook de reden is dat ze het afschrijven; zelfs op het moment dat deze stroming nog altijd springlevend is en, objectief gezien, de komende tijd alleen nog maar machtiger en groter zal worden, vooral omdat de élite onze belangen verkwanselt aan Brussel.