Things are looking up

Nieuws05 jun 2013, 12:00

Over het oevre van de conservatieve filmmaker Whit Stillman.

Hij bestaat: de conservatieve filmmaker. Zelf benadrukt hij natuurlijk dat zijn films ‘apolitiek’ zijn, maar ze herbergen een subtekst aan conservatieve zorgen. En dus eindigen ze altijd optimistisch.

We hebben het over Whit Stillman (1952). Ik ben al jaren een fan van zijn kleine oeuvre. In 1990 verscheen Metropolitan – een film die werd genomineerd voor een Oscar-, in 1994 Barcelona, in 1998 The Last Days of Disco. Sindsdien werkte Stillman in Parijs aan twee projecten: een verfilming van Little Green Men van Christopher Buckley en een film over Jamaica aan het begin van de jaren zestig. Beide projecten mislukten. Maar vorig jaar kwam de vierde film dan toch uit: Damsels in Distress.

In Stillmans films zit weinig actie, er wordt vooral in geconverseerd. En al die conversaties getuigen van een meer dan gewone gevoeligheid voor het belang en de kwetsbaarheid van oude gewoonten en tradities. Die zijn niet voor niets uitgevonden en vastgelegd: blijkbaar voorzien ze in een tamelijk tijdloze behoefte van mensen, in dit geval in de behoefte het leven te beschaven en tegen ruwheid en botheid te beschermen. Maar in bepaalde sociale en culturele omstandigheden kunnen die zeden zo maar weer verdwijnen. Als er ergens een wissel is omgezet, is er geen houden meer aan. In Stillmans films lopen dan ook nogal wat mensen rond die een teloorgang voelen aankomen, en ze zijn er nog niet zo zeker van dat datgene wat er voor in de plaats komt beter zal zijn dan dat wat verdwijnt.

In Metropolitan, bijvoorbeeld, gaat het om het leven van een groep mensen uit de upper class van Manhattan. Ze wonen netjes aan de Upper East Side, en begeven zich aan het einde van het jaar van het ene feestje naar het andere. Terwijl sommigen uit de groep helemaal niet doorhebben dat hun levensstijl de uitholling van een oud ideaal is (het ideaal van de WASP, de White Anglo-Saxon Protestant, in de film aangeduid als de urban haute bourgeoisie) voelen enkele anderen aan dat zij de laatste generatie vertegenwoordigen van een oude cultuur, die nu tot falen is gedoemd. Eenzame moeders en afwezige vaders belichamen dit verval.

Arnon Grunberg is, denk ik, een van de weinige Nederlanders die het werk van Whit Stillman kent. In 2006 schreef hij in Vrij Nederland zeer waarderend over Metropolitan: ‘Stillman ziet het gebrek aan traditie als een oeverloze bron van vulgariteit en hij meent dat zelfs als wij de redenen voor conventies niet kunnen achterhalen, wij moeten veronderstellen dat voorgaande generaties die conventies met goede redenen in het leven hebben geroepen. Met andere woorden: Stillman is een intelligente en oprechte conservatief.’

De wereld van het oude geld is een wereld die Stillman van huis uit kent. Zijn overgrootvader was bij zijn dood in 1918 een van de rijkste mensen van Amerika. Zijn vader liep samen met John F. Kennedy college aan Harvard, en was minister in diens regering. Maar Whits ouders scheidden, en hij woonde met z’n moeder in New York – zonder het oude geld  maar wel met de cultuur van het oude geld. Die cultuur vormt het materiaal van zijn films. Hij wordt ook wel de ‘WASP Woody Allen’ genoemd. WASP is trouwens een term gemunt door de Amerikaanse historicus Digby Baltzell, (niet) toevallig een voogd van Whit Stillman.

In Barcelona gaat het over twee Amerikaanse jongens en hun houding tegenover de Europese cultuur. In The Last Days of Disco gaat het over de nadagen van Saturday Night Fever. ‘Disco is dood’, is de conclusie aan het einde van de film. Maar dan klinkt er ‘something eerie and beautiful’ van het carillon om de hoek. En de eindconclusie is dat sommige dingen gewoon te goed zijn om echt te verdwijnen.

Stillmans nieuwste film gaat over vijf meisjes aan een (fictief) college ergens aan de Amerikaanse oostkust. Ze zijn parmantig zelfbewust en hebben hoge idealen. Die aanstellerigheid maakt Damsels tot een prachtige satire. Er valt veel te lachen. Maar de zweetlucht van studentenlijven, de depressies en (pogingen tot) zelfmoord, de perverse seks, de domheid en ongeletterdheid hebben niet het laatste woord. ‘Het vulgaire is blasfemie’, zegt een van de hoofdpersonen. En zoals vaker in de films van Stillman wordt het uiteindelijke optimisme uitgedrukt in dans en muziek als een ultieme vorm van verheffing. De film eindigt dan ook met een dansende cast, op de muziek van Fred Astaire uit de gelijknamige film uit 1937, met de woorden:

Things are looking up

It’s a great little world we live in

Oh, I’m happy as a pup

Since love looked up at me.

Zie hier op YouTube het besproken fragment uit A Damsel in Distress (1937). Met Fred Astaire en Joan Fontaine. Regie: George Stevens. Muziek en liedjes: George en Ira Gershwin.

Whit Stillman is ook actief op twitter (@whitstillman). Er is een boek met uitstekende studies over zijn werk: Mark C. Henrie, ed., Doomed Bourgeois in Love: Essays on the Fims of Whit Stillman (ISI Books, 2001).

Ga verder met lezen
Dit vind je misschien ook leuk
Laat mensen jouw mening weten