Een storm van kritiek volgde op het voorstel om de verplichte taalcursus voor migranten af te schaffen. Zo zouden immigranten die geen Nederlands spreken moeilijk aan een baan kunnen komen. Ook Robert Stiphout
schreef vandaag in Elsevier dat de taaleis behouden zou moeten worden, omdat het zijn nut heeft bewezen. Maar waarom blijven we in deze discussie spreken in termen van 'nut'?
Het
rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling getuigt van weinig realiteitszin. Een handje vol knappe koppen heeft zich in hun studeerkamers lopen opwinden over de 'negatieve toon' die het migratiedebat vandaag de dag heeft. Volgens hen zien we in Nederland migranten vooral als lastpakken en vergeten we hoe alle talenten die de migranten met zich meenemen onze economie ten goede komen. We zouden onze houding tegenover migranten dan ook moeten veranderen van een 'nee, tenzij' naar een 'ja, mits'.
Leuk, zo'n abstracte discussie met een dominee-gehalte van jewelste. De problematiek rondom immigranten en integratie komt vast en zeker vooral voort uit onze negatieve houding. Wanneer wij ons wat positiever zouden opstellen, verdwijnen de problemen als sneeuw voor de zon. Juist.
Maar we slaan ook de plank mis met alleen pragmatisme. Zo werkt volgens Stiphout de taaleis als een drempel, die laagopgeleide immigranten van buiten Europa buiten de deur houdt. Het laten vallen van de taaleis zou er dan voor zorgen dat allochtone laagopgeleiden, voor wie nauwelijks werk is door concurrentie met de Oostblokimmigranten, hier blijven genieten van een uitkering.
Nu kunnen we ons afvragen in hoeverre dit het geval is. Weten immigranten van buiten Europa van de Nederlandse taaleis voordat ze naar Nederland komen? En zou dat doorslaggevend zijn in de keuze om al dan niet naar Nederland te komen? Ik denk het niet.
De discussie rondom de taaleis zou erbij gebaat zijn om verder te kijken dan economie. Willen we dat migranten actief deeluitmaken van onze samenleving? Willen we dat we allochtone moeders kunnen aanspreken op het schoolplein? Zo ja, dan zullen ze minimaal de taal moeten kunnen spreken. Dit zijn belangrijke vragen, die we niet over het hoofd moeten zien omdat we ons blindstaren op economisch nut.