Een verbond van socialistische en communistische partijen heeft de Portugese regering doen vallen.
De centrumrechtse regering van Portugal is gevallen, iets meer dan een week nadat zij aan haar termijn was begonnen. De val was niet onverwacht: al sinds de parlementsverkiezingen van 4 oktober heerste er een instabiele politieke toestand in het land.
Er komt hiermee een einde aan de regeerperiode van premier Passos Coelho. Deze liberaal van de PSD (Sociaal-Democratische Partij, een naam die niet geheel strookt met haar ideologie) stond sinds 2011 aan het hoofd van een rechtse coalitie. Hij volgde in dat jaar de socialist José Sócrates op, tegen wie op dit moment een aanklacht loopt voor onder andere corruptie en witwassen. Het was tijdens de regering van Sócrates dat Portugal financiële hulp moest aanvragen bij de Europese Unie, in navolging van landen als Griekenland en Ierland.
De rechtse regering besloot na de verkiezingsoverwinning van 2011 het roer om te gooien: grote investeringen, onder andere in honderden kilometers snelweg, moesten plaatsmaken voor stevige bezuinigingen. Deze hebben geleid tot een sterke afname van het begrotingstekort en de staatsschuld, maar verlaagden ook de levensstandaard van bijvoorbeeld gepensioneerden. Hoewel de bezuinigingen soms hard aankwamen bij de bevolking zijn grote, soms gewelddadige demonstraties zoals in Griekenland uitgebleven. De redenering van de regering was dat, hoewel de maatregelen op korte termijn pijnlijk konden zijn, ze op de langere termijn groei zouden brengen. Dit kon toch steun vinden bij de meeste Portugezen. De oppositie, geleid door de centrum-linkse PS (Socialistische Partij), maakte zich echter jarenlang hard voor het afbreken van de bezuinigingspolitiek, wat tot voor kort geen succes had.
Dit alles is echter veranderd met de verkiezingen van 4 oktober. De twee partijen die tot voor kort de regering vormden, de PSD en de CDS, gingen voor deze verkiezingen een lijstverband aan. Dit verband wist met 39% van de stemmen wederom de meeste zetels binnen te halen, maar niet genoeg voor een meerderheid in het parlement. Hoewel dit niet de gewenste uitslag voor rechts was, werd het verband toch gezien als de winnaar van de verkiezingen. De socialisten toonden zich verslagen, en er werd vanuit gegaan dat zij hun gedoogsteun aan een rechtse minderheidsregering zouden geven.
De gesprekken tussen links en rechts liepen echter al snel vast, waarna de socialistische partij besloot zich hieruit terug te trekken. Zij besloten zelf een regeringsakkoord op te stellen met de twee andere linkse partijen: de communistische PCP en de aan het Griekse Syriza-verwante BE. De Portugese president Cavaco Silva besloot hierin niet mee te gaan, en benoemde de rechtse Passos Coelho alsnog tot premier. Zijn argumenten hiervoor waren dat in de geschiedenis van de Portugese democratie de grootste partij altijd de regering had mogen vormen, en dat het land nu geen behoefte heeft aan een regering met partijen die niet alleen tegen bezuiningen, maar ook tegen de EU en de NATO zijn. Hij vroeg de socialisten alsnog hun steun te geven aan de bestaande regering.
Vanuit de linkse partijen klonk echter veel kritiek op het besluit van de president, en er werd besloten om in een motie van wantrouwen de minderheidsregering op het eerst mogelijke moment weg te stemmen, opdat links alsnog een regering kan vormen. Dat is gisteravond gebeurd: om 18:00 werd de motie met een meerderheid van 123 stemmen tegen 107 aangenomen. Het einde van de regering Passos Coelho is daarmee een feit. Het is nu vooral wachten op het besluit van de president, die in Portugal een cruciale rol speelt bij de kabinetsformaties: zal hij deze keer wel een socialistisch verbond accepteren?