Democratie kan betekenen dat verkiezingswinnaars naast het pluche belanden en verliezers er op. Is dat niet een beetje vreemd?
Aanleiding voor deze column was een berichtje over de uitkomst van het formatieproces na de laatste gemeenteraadsverkiezingen in Breda, waar VVD en D'66 als grote winnaars uit de bus waren gekomen, maar links werden ingehaald door een gelegenheidscoalitie, bestaande uit SP, Partij van de Arbeid, Groenlinks, CDA en een lokale partij. Tot verbijstering van de winnaars, die deze move niet hadden verwacht.
Nu gaat het me niet zozeer om de resultante van deze lokale verkiezingsuitslag, maar veel meer om de systematiek van ons stelsel van representatieve democratie. Immers, gevoelsmatig lijkt het toch wat merkwaardig dat partijen die (fors) hebben verloren toch alsnog gaan besturen, de winnaars achterlatend in de oppositiebankjes. Is er dan niet iets mis met ons staatsrechtelijk bestel?
Nederland kent een zogenaamde 'representatieve' ofwel indirecte democratie. Dit betekent dat de bevolking, via verkiezingen, uit haar midden 'volksvertegenwoordigers' aanwijst die namens hen het land (of de gemeente) moeten besturen. De kandidaten die gekozen kunnen worden moeten lid zijn van een politieke partij, die officieel staat geregistreerd in het kiesregister. Men kan niet zomaar stemmen op een toevallige 'local hero'; burgers die in aanmerking willen komen voor een functie als volksvertegenwoordiger (of wethouder) moeten officieel staan geregistreerd. We kennen in ons land een meer-partijen systeem; niet voor niets is 'Nederland coalitieland' een bekende frase. Dit betekent dat er coalities gevormd moeten worden om aan de vereiste meerderheid van 50+1 te kunnen komen. Dat is de kleinst denkbare meerderheid.
De gebruikelijke procedure na afloop van verkiezingen is, dat er een formateur wordt aangesteld namens de partij die de meeste stemmen heeft behaald, maar vaak wordt er eerst een informateur aangesteld om 'de sfeer te proeven' bij de verschillende partijen om tot een mogelijke kansrijke coalitie te komen. Zo geschiedde ook in Breda: er werd een informateur van VVD huize aangesteld, die de politieke wil bij partijen om tot een coalitie te komen zou inventariseren. Maar helaas pindakaas: opeens lag daar als een deus ex machina een akkoord tussen voornoemde partijen, tot verbijstering van de grote winnaars D'66 en VVD. Pikant detail is vooral het tempo waarin dit allemaal gebeurd is (de partijen moeten ook hun achterban raadplegen of ze het eens zijn met het voorgenomen besluit).
Nou en, zult u misschien vragen, zo werkt het toch in ons democratisch bestel? Dat is formeel volkomen juist, maar als er in een volledig open en transparant proces, waarbij een informateur met alle partijen om de tafel gaat, blijkt dat een aantal van die partijen heimelijk, dus zonder dat te melden, achter de rug van de informateur om met elkaar om de tafel gaan zitten, dan roept dat tenminste de vraag op van hoe integer dat is. Het riekt naar het bedrijven van machtspolitiek en stelt het wezen van ons democratisch bestel in vraag.
Het lijkt me lastig om dit soort zaken (procedureel) te vermijden, want partijen verbieden om met elkaar te gaan praten buiten een informateur om lijkt me onmogelijk. Een beroep doen op persoonlijke integriteit bij politici lijkt me nog veel onmogelijker. Een eind maken aan het veelkleurige palet aan politieke partijen is wel een oplossing, maar dat zal in Nederland op weinig enthousiasme kunnen rekenen vermoed ik. Sterker, er komen steeds meer (splinter-)partijen bij. Om kort te gaan: het huidige stelsel van onze representatieve democratie functioneert volstrekt onvoldoende. Misschien dat het toch eens tijd wordt om na te denken over alternatieven. Zoals in Zwitserland bijvoorbeeld.
Klik hier voor een overzicht van mijn columns en volg mij hier op Twitter.