Vorige week uitte ik stevige kritiek op de nieuwe wet WMO, die ik ondoordacht, overhaast en in de praktijk onuitvoerbaar noemde. Gisteren verscheen een perspublicatie van het CPB, die eveneens de nodige kritiek uitte.
Het was wellicht beter geweest als deze notitie, 'Vervolgrapportage decentralisaties in het sociaal domein', een week eerder was verschenen. Immers, afgelopen maandag stemde de senaat in met het wetsvoorstel WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning), die veel zorgtaken decentraliseert, terwijl de gemeentelijke overheden daar nog helemaal niet klaar voor zijn. Maar wellicht is de notitie wel beschikbaar gesteld aan de senaatsleden, aangezien de dagtekening 26 juni 2014 was. Maar waarom dan pas nu publiceren? Het CPB stelt vast dat er wel kansen liggen op het gebied van re-integratie van (langdurig) werklozen naar de arbeidsmarkt, maar ook bedreigingen bij de zorg. Het CPB:
"Samenhang in het gebruik van sociale voorzieningen biedt kansen, vooral op het vlak van de re-integratie van uitkeringsgerechtigden op de arbeidsmarkt, omdat gemeenten hierbij de centrale regierol krijgen. Anderzijds bestaat bij de zorgregelingen, naast potentiële voordelen van samenhang, ook het risico op onderaanbod door gemeenten, omdat ook andere partijen zoals zorgverzekeraars en het Rijk hier de vruchten van plukken. Bovendien kan het beroep op intramurale zorg toenemen doordat de toegang lastig is af te bakenen, terwijl gemeenten een financieel belang hebben om mensen door te laten verwijzen. Een mogelijke oplossing is om de financiering zo vorm te geven dat gemeenten sterker geprikkeld worden om deze voorzieningen aan te bieden."
Het CPB heeft getracht om de samenhang van allerlei regelingen op het gebied van sociale zekerheid in kaart te brengen. Het gaat hierbij om werk- en inkomensregelingen (bijstand, bijzondere bijstand, sociale werkplaats, Wajong, wettelijke schuldsanering), voorzieningen in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (huishoudelijke hulp, individuele begeleiding, groepsbegeleiding) en voorzieningen waarvoor de zorgverzekeraars en het Rijk verantwoordelijk worden (persoonlijke verzorging, verpleging, zorg met verblijf). Bijna de helft van alle mensen die deze voorzieningen gebruiken doet een beroep op tenminste twee ervan. Er is echter beperkte overlap in het gebruik van werk- en inkomensregelingen enerzijds en zorgregelingen anderzijds. Van de zorgregelingen worden bepaalde vormen van begeleiding het meest met werk- en inkomensregelingen gecombineerd. Jeugdzorg blijft in de analyse nog buiten beschouwing. Uit de notitie:
"In principe is er vanaf 2015 één loket waar iedereen met problemen rondom participatie op de arbeidsmarkt kan aankloppen, wat de uitwisseling van informatie gemakkelijker maakt en tot besparingen op uitvoeringskosten kan leiden. Gemeenten worden beloond voor investeringen in re-integratiebeleid als het beroep op de bijstand hierdoor afneemt. Het afbakeningsprobleem tussen bijstand en Wajong wordt kleiner."
In mijn ogen is de invoerdatum van 2 januari volgend jaar veel te ambitieus. Eén-en-ander heeft te maken met de nieuwe Participatiewet, die o.a. als doel heeft (fors) te bezuinigen op de kosten van de zorg. De gedachte erachter is het vormen van één gemeentelijk loket waar iedereen met problemen rondom participatie op de arbeidsmarkt kan aankloppen. Dit zou efficiënter zijn en de uitwisseling van informatie gemakkelijker maken. Maar, zoals gezegd, heb ik grote twijfels of de gemeenten er klaar voor zijn. En ook de informatieverstrekking richting burger laat te wensen over.
Bij de zorgregelingen bestaat bovendien het risico dat gemeenten te weinig kennis van zaken hebben om goede (financiële) afspraken te maken met de zorgverzekeraars. Ook bestaat er onduidelijkheid over geld, zolang zorgverzekeraars en het Rijk de financiële vruchten plukken van preventieve maatregelen die door de gemeenten worden uitgevoerd. Gemeenten hebben daarnaast een financieel belang om zorggebruikers zoveel mogelijk in regelingen te laten plaatsen waarvoor zij niet verantwoordelijk zijn.
Als gevolg van de decentralisaties stijgt het aandeel van gemeentelijke uitgaven dat wordt gedekt door uitkeringen van het Rijk van 64% naar 70%, terwijl het aandeel van de lokale belastingen daalt van 12% naar 10%. Het CPB neemt alvast een voorschot op het verhogen van de locale belastingen door te stellen dat die in verhouding met het buitenland relatief laag zijn. Maar het CPB zegt er niet bij, dat de Rijksbelastingdruk weer relatief hoog is vergeleken met het buitenland. 'Een grotere rol van lokale belastingen zou gemeenten beter in staat stellen om financiële tegenvallers op te vangen', ja, zo lust ik er ook nog wel een paar. Men voegt er nog aan toe, dat voor kleinere gemeenten en voor voorzieningen met een kleine kans op gebruik, zoals gespecialiseerde jeugdzorg, het ook aantrekkelijk kan zijn om financiële risicos te delen op regionaal of landelijk niveau. Ik schreef al eerder, dat dit zal leiden tot een zeer gebrekkige democratische controle door een normaal gemeenteraadslid op processen, die zich voltrekken achter de ondoorzichtige schermen van regionale samenwerking.
Kortom, nog heel veel onduidelijkheden, zowel voor gemeente als voor de burger. Het resultaat zal zijn dat de lokale belastingen wèl omhoog gaan, maar de rijksbelastingen niet naar beneden. En de burger is de sjaak.
Hier vindt u een overzicht van mijn columns en u kunt mij hier volgen op Twitter.