Op 6 mei overleed op 94-jarige leeftijd Giulio Andreotti (1919-2013). Zijn overlijden heeft In Nederland, anders dan dat van Margaret Thatcher, geen beroering gewekt. Dat hoeft niet te verbazen, Italië is voor ons een andere wereld. Waar Thatcher een mythische figuur was die mondiaal tot de verbeelding sprak en de Koude Oorlog voor het Westen heeft helpen winnen, was Andreotti slechts een natgeregend musje dat in de schaduw tussen de 'groten der aarde' wist te overleven. Althans, zo leek het. Maar de man was er wel altijd bij. Tussen 1972 en 1992 was Andreotti zeven keer premier van Italië, en hij zat vanaf 1945 in het Italiaanse parlement. Daarbij werd hij in 1991 ook nog tot senatore a vita (senator voor het leven) benoemd en in al die tijd kon hij rekenen op de steun van de Amerikanen, die in hem een bondgenoot zagen tegen het communisme. Belangrijk, want de Koude Oorlog werd ook achter de schermen uitgevochten en daarvoor was de Iron Lady niet geschikt. In Italië zou zij geen schijn van kans hebben gemaakt. Reden genoeg om stil te staan bij de historische betekenis van Giulio Andreotti.
In Nederland hebben wij moeite om Italië als een serieus land te zien. Wij zien een hoop comedie en getrompetter, waarbij er ook een soort bewondering bestaat voor de Italiaanse levenskunst. Omdat het land onder de Alpen ligt en wij meer met Frankrijk en België te maken hebben, stoort het katholicisme van Italië ons minder. Het antipapisme dat in Nederland in de dagen van de katholieke emancipatie nog groot was, treedt nu minder op de voorgrond, misschien ook omdat de katholieken bij ons massaal de kerk zijn uitgelopen. Bij Rome denken we nog wel aan het Vaticaan, maar de Italiaanse politiek wordt meer als een nationale folklore - maffia met een glimlach - gezien.
Daaruit spreekt een enorme onderschatting, van het belang van Italië, waarmee we vanaf het begin van de Europese samenwerking nauw verbonden zijn, en van het bijzondere aanpassingsvermogen dat dit land steeds weer aan de dag legt. Gezien de europeanisering van Nederland is Italië voor onze toekomst ook belangrijker dan het in de Europese periferie verkerende Groot-Brittannië. In de jaren negentig hebben Frits Bolkestein en Gerrit Zalm (il duro) en eigenlijk de hele Nederlandse politiek vergeefs geprobeerd om Italië buiten de euro te houden. Dat was een naïeve opstelling, die totaal voorbijging aan de Europese antecedenten die het land in Duitse en Franse ogen heeft, wat het bij voorbaat onmogelijk maakte om de euro zonder Italië (en België) van start te laten gaan.
De naoorlogse ontwikkeling van Italië mag gerust verbluffend worden genoemd. Niet alleen vond er ook ten zuiden van de Alpen een Wirtschaftswunder plaats, waarbij de Italiaanse industrie toonaangevend werd op het gebied van auto's (zowel kleine Fiatjes als exclusieve sportwagens), mode, design en al het lekkers dat aan de (oorspronkelijk arme) Italiaanse keuken is ontleend. Er is geen enkele reden om te denken waarom de Italiaanse economie in Europa niet concurrerend zou kunnen zijn, en we hebben in de jaren vijftig, zestig, tachtig en negentig al diverse keren een 'renaissance' kunnen zien die duidelijk maakt dat dit geen achterlijk land is. Integendeel, vergeleken met het historische verval van de Britse economie, mag je in het Italiaanse geval (net als in het Spaanse geval trouwens) eerder van een opkomst spreken. In de jaren tachtig, de tijd van Margaret Thatcher dus, was de Italiaanse economie zelfs even groter dan de Britse, maar de cijfers werden later weer naar beneden bijgesteld omdat het boekhoudkundig gunstiger was de zwarte economie niet te zwaar te laten meewegen.
Daar zit 'm de kneep. De Italiaanse problemen zijn niet zozeer economisch alswel politiek van aard. Het land kampt sinds jaar en dag met corruptie, en een tegenstelling tussen het productieve Noorden en het improductieve Zuiden (een tegenstelling die in het postthatcheristische Groot-Brittannië ook bestaat, maar dan andersom). Mussolini heeft nog geprobeerd die te doorbreken, maar slaagde daar niet in. Sterker, de Amerikaanse opmars in Europa vond vanaf 1943 plaats via Sicilië, waar goede contacten waren met de maffiabazen (met connecties naar New York en Chicago). Daar komt ook Andreotti in beeld, christendemocratisch politicus te Rome die vanaf 1945 in het Italiaanse parlement zat. Hoewel: in beeld? De (veronderstelde) contacten tussen Andreotti en de maffia zijn altijd schimmig gebleven. Weliswaar lag zijn machtsbasis op Sicilië en niet in Rome, maar pogingen om hem in de jaren negentig na de ineenstorting van het Italiaanse politiek systeem veroordeeld te krijgen zijn nooit gelukt. Hij werd in 2003 wegens gebrek aan bewijs van rechtsvervolging ontslagen. Zelf beklaagde hij zich erover dat hij van alles de schuld kreeg, 'behalve van de Punische oorlogen'. Hoe dan ook, bewezen is er nooit wat, ook niet dat hij een hand had in het stoppen van het politie-onderzoek naar zijn door de Rode Brigades ontvoerde partijvriend
Aldo Moro (1915-1978), wiens lijk in de achterbak van een auto vlakbij de hoofdkwartieren van de Italiaanse christendemocraten en communisten werd gevonden.
De fascinatie rond de persoon Andreotti zit mede in die complottheorieën. In de schitterende film
Il Divo (2008) zien we Andreotti steeds geplaagd door hoofdpijnen en slapeloosheid door duistere Italiaanse gangen sluipen, maar blijft in het midden hoever zijn contacten met de maffia gingen. Wat helemaal maffia is, want die werkt het liefst vanachter de schermen. Zoals discretie ook de hoogste Italiaanse waarde is. Geen opzien baren, niet nodeloos controversieel doen, netjes naar de kerk blijven gaan, keurige pakken dragen. Wat bij echte maffiosi nooit helemaal het geval is. Hun hoeden zijn te groot, net als hun (vaak Amerikaanse) auto's en hun streepjespakken. Maar de geruisloze Andreotti was altijd een heer, een man van de grote wereld die zich ook in de Europese politiek wist te gedragen. Op zich was het al fenomenaal dat Italië voor zijn fascistische verleden nooit door het stof hoefde te gaan en zich achter het nazi-verleden van de Duitsers kon verschuilen. Dan moet je heel goed in het machiavellistische machtsspel zijn. Italië kon in Europa onderduiken. Maar meedoen aan 'Europa' gaf Italië ook nieuw prestige, waardoor het voor veel landen aan de Middellandse Zee kon uitgroeien tot een rolmodel. Geloof het of niet, maar Spanjaarden, allerlei Balkanvolken, Turken en zelfs landen in Noord-Afrika spiegelden zich graag aan Italië, het mooiste meisje van de Europese filmset.
Het kan niet anders, of Andreotti heeft dit spel meesterlijk gespeeld. En ik denk dat zijn discretie, die ongetwijfeld ook veel onverkwikkelijks verborgen hield, gunstig afsteekt bij de onbeschaamdheden van zijn opvolgers. Zeker, het Italiaanse 'systeem' waarin Andreotti de spin het het web was is begin jaren negentig ingestort, maar wat er voor in de plaats kwam toont veel constanten met de periode ervoor. Alleen is het 'regiem-Berlusconi' platvloerser en ongemanierder. Lang heb ik gedacht dat Berlusconi, die het corrupte Italië wel even zou 'opschonen', een zeepbel was die met zijn mediapolitiek een nieuw soort 'lichtheid' introduceerde die het land na al het politiek geweld in de jaren zeventig en tachtig luchtiger maakte en vrijer deed ademen. Maar de Berlusconi van nu, met zijn ongein en zijn dédain voor elke rechtspraak en Europese regelgeving, is aanstootgevender dan Andreotti ooit is geweest. Of Andreotti de heer was die hij altijd heeft gespeeld, zullen we nooit weten. Maar hij wist hoe het hoorde. Dat Berlusconi tegenwoordig scoort door maling te hebben aan al dat decorum, is geen vooruitgang, maar cynisme van het naakte soort. Zijn uitspattingen beroven Italië van haar voornaamste handelsmerk, haar gevoel voor discretie en beschaving. Voor de publieke zaak, die ook baat heeft bij zelfbeheersing achter de schermen, is dat nooit goed. Ook in die zin markeert het heengaan van de altijd correcte Andreotti, in zijn privéleven een man van eer en discipline, het einde van een tijdperk.